Stel: een werkgever gaat in beroep tegen een bijtelling vanwege privégebruik van de bestelauto van de zaak. Als deze werkgever beweert dat de werknemers de bestelauto’s buiten werktijd moeten achterlaten op het bedrijfsterrein, mogen rechtbank en Hof daar niet zo maar aan voorbijgaan. Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Na een boekenonderzoek kreeg een werkgever over vijf jaren naheffingsaanslagen loonheffingen vanwege vermeend privégebruik van (bestel-)auto’s. De man was bij Hof Amsterdam in beroep gekomen tegen de uitspraak van de rechtbank. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de bijtelling terecht had toegepast. Wel werd de vergrijpboete vernietigd. Het terecht toepassen van de bijtelling gold zowel voor de (bestel-)auto’s van de ondernemer als voor de auto’s van de werknemers waarvan de ondernemer alle kosten betaalde. Bij het Hof gaf de ondernemer voorts aan dat geen sprake kon zijn van een bijtelling voor de bestelauto’s. Deze auto’s mochten namelijk na werktijd niet privé worden gebruikt. Na werktijd moesten de werknemers de bestelauto’s op het afgesloten terrein van de werkgever plaatsen en de sleutels inleveren. Deze stelling liet het hof echter onbesproken. Op dit punt casseert de Hoge Raad de uitspraak. De Hoge Raad verwijst het geding om de stelling van de werkgever te laten onderzoeken.
Wet: artikel 13bis, vijfde lid, onderdeel a Wet LB 1964
Meer informatie: Hoge Raad, 20 januari 2017 ECLI:NL:HR:2017:44
Geef een reactie