Toepassing van de verlengde navorderingstermijn is ook mogelijk als de winst uit aanmerkelijk belang voortkomt uit de verkoop van onroerend goed in een ander land, terwijl de verkoopwinst gerealiseerd is door een in Nederland gevestigde vennootschap.
Een ab-houder verkocht in 2005 de aandelen in een tweetal Duitse vennootschappen tegen een zeer lage (nominale) waarde aan zijn Nederlandse vennootschap. Volgens de inspecteur wist belanghebbende op het verkoopmoment al dat de aandelen, vanwege de (aanstaande) verkoop van de onroerende zaken in Duitsland, vele malen hoger waren dan de nominale waarde. De verkoopwinst was echter niet vermeld in de aangifte inkomstenbelasting van belanghebbende. De inspecteur legde buiten de vijfjaarstermijn een navorderingsaanslag inkomstenbelasting op waarbij hij rekening hield met de verkoopwinst van het onroerend goed als zijnde winst uit aanmerkelijk belang. Ook legde hij een vergrijpboete op van ruim € 600.000. De rechtbank vond dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de ab-houder bij het doen van aangifte aanzienlijke inkomsten wegens winst uit aanmerkelijk belang bewust buiten het zicht van de fiscus probeerde te houden. Verder oordeelde de rechtbank dat het realiseren van de verkoopwinst door de Nederlandse B.V. onverlet liet dat de inkomsten waren opgekomen uit de verkoop van onroerend goed in Duitsland en daarmee hun oorsprong in Duitsland vonden. Dit betekende dat de verlengde navorderingstermijn van toepassing was. De inspecteur had bovendien voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslag. De rechter zag dan ook geen reden om van de aanslag af te wijken.
Wet: artikel 16, vierde lid, van de AWR
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 29 december 2016 (gepubliceerd 13 januari 2017), ECLI:NL:RBGEL:2016:7087
Geef een reactie