Voor de btw-heffing moet in beginsel worden afgegaan op de objectieve aard van de handelingen zoals dat blijkt uit bijvoorbeeld de verkoop- en leveringsakte. Meent de inspecteur dat sprake is van een zuiver kunstmatige btw-constructie die geen verband houdt met de economische realiteit, dan moet hij dit kunnen bewijzen.
In een zaak bij Rechtbank Den Haag had een B.V. een pakket aandelen in een andere B.V. verkocht. Zij had daarvoor een vergoeding van € 4.4 miljoen bedongen. De B.V. was van mening dat de akte zag op een van de btw-vrijgestelde overdracht van aandelen. De inspecteur nam het standpunt in dat sprake was van een vergoeding voor een dienst bestaande uit het door de B.V. en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) blijvend ter beschikking stellen van hun kennis en contacten. De bewijslast dat in dit geval reden was om niet uit te gaan van wat volgens de akte de objectieve aard van de handelingen was, rustte op de inspecteur. Volgens de rechtbank was de inspecteur daarin niet geslaagd. Uit de akte volgde slechts dat de dga gedurende tien jaar zijn kennis en contacten niet mocht gebruiken zonder eerst de B.V. waarvan de aandelen waren verkocht te kennen en haar de gelegenheid te bieden van eventueel daaruit voortvloeiende aanbiedingen gebruik te maken. Hieruit viel niet af te leiden dat de bij de verkoop tot stand gekomen overdrachtsprijs betrekking had op het door belanghebbende en haar dga beschikbaar (blijven) stellen van kennis en contacten aan de eerdergenoemde B.V. Uit de overgelegde stukken en uit de verklaringen die waren afgelegd in het kader van derdenonderzoeken, volgde evenmin dat de akte feitelijk zag op dienstverlening door de dga. Dat volgens de inspecteur de vergoeding van € 4.4 miljoen niet was gebaseerd op de werkelijke waarde van de aandelen, leidde niet tot een ander oordeel. De rechtbank stelde de belanghebbende in het gelijk en oordeelde dat sprake was van een btw-vrijgestelde overdracht van aandelen.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 30 mei 2017 (gepubliceerd op 29 juni 2017), ECLI:NL:RBDHA:2017:6348
Geef een reactie