Door het overlijden van een erflater kunnen aandelen die een ander houdt in waarde stijgen. Deze waardestijging wordt per fictie aangemerkt als een verkrijging uit erfrecht. Deze fictie werkt echter niet door naar de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF).
Twee broers bezaten ieder de helft van de aandelen in een B.V. Tot de passiva van de B.V. behoorden ook twee pensioenvoorzieningen voor beide broers. Toen de ene broer overleed, verviel zijn pensioenvoorziening waardoor de aandelen van de andere broer in waarde stegen. Op grond van een wetsfictie vormde deze waardestijging een verkrijging uit erfrecht voor toepassing van de erfbelasting. De overgebleven broer was het niet eens met het bedrag aan erfbelasting dat de inspecteur over de waardestijging had berekend. Ten eerste zou de wetsfictie aandeelhouders van een B.V. discrimineren ten aanzien van de vennoten van een vof. Hof Arnhem-Leeuwarden wees dat standpunt af, omdat vennoten van een vof en aandeelhouders zich in verschillende feitelijke en juridische posities bevinden. Vervolgens stelde de man dat zijn fictieve verkrijging onder de BOF viel. Ook dit standpunt wees het hof af. De fictie werkte niet door naar de BOF. Om voor de BOF in aanmerking te komen, moest de man aan de voorwaarden voldoen. De BOF ziet echter op aandelen die bij de erflater tot een aanmerkelijk belang behoorden. In dit geval werd de man juist belast over aandelen die al zijn eigendom waren. Het hof verklaarde zijn beroep dan ook ongegrond.
Wet: artikelen 13a en 35c, eerste lid, onderdeel c SW 1956
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden 16 mei 2017 (gepubliceerd 26 mei 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:4090
Geef een reactie