Het is een bewuste keuze van de wetgever geweest om toepassing van de tijdelijk verhoogde schenkvrijstelling voor de eigen woning slechts in één kalenderjaar (in 2013) toe te staan. Wie in 2013 gebruik had gemaakt van deze schenkingsvrijstelling kon deze niet wederom toepassen in 2014.
Een man had zowel in 2013 als in 2014 een bedrag geschonken aan zijn dochter. Beide bedragen waren gebruikt voor het aflossen van een schuld in verband met de eigen woning. Het hof kon het standpunt van de man dat hij zowel voor de schenking in 2013 als voor de schenking in 2014 een beroep kon doen op de tijdelijk verhoogde schenkvrijstelling niet volgen. Een dergelijke uitleg vond noch steun in de wettekst noch in de wetgeschiedenis van het Belastingplan 2014. Daarbij was de kalendereis al opgenomen in het wetsvoorstel van 19 september 2013. De man had dus voorafgaande aan de schenking in november 2013 hiervan kennis kunnen nemen. Hij had naar het oordeel van het hof dan ook kunnen weten dat hij, door te kiezen voor toepassing van de tijdelijk verhoogde vrijstelling voor de schenking in 2013, de mogelijkheid om in 2014 voor deze vrijstelling te opteren uitsloot. Bovendien volgde duidelijk uit het besluit van de staatssecretaris dat de schenkingsvrijstelling slechts gold voor de tijd van drie maanden. Ook vond het hof dat de man aan de toelichting bij de aangifte Schenkbelasting 2014, noch aan publicaties op de website van de Belastingdienst het vertrouwen had kunnen ontlenen dat de vrijstelling ook gold voor over twee kalenderjaren gespreide schenkingen. De man wist evenmin aannemelijk te maken te maken dat hij, afgaande op die toelichting en/of publicaties, een handeling had verricht waardoor hij niet alleen belasting verschuldigd was, maar daarenboven schade leed.
Let op!
Als tussen 2010 en 2014 een beroep is gedaan op een van de verhoogde vrijstellingen, is de verhoogde vrijstelling ouder-kind van artikel 33, onder 5 SW 1956 niet van toepassing. Het doet er niet toe welk bedrag destijds is geschonken. Als de volledige vrijstellingen toen niet zijn benut, dan is de vrijstelling daarmee verspeeld. Geen aanvullende inhaalschenking dus!
Wet: artikel 33a van de Successiewet 1956 (tekst 2014)
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 24 mei 2017 (gepubliceerd op 31 mei 2017), ECLI:NL:GHDHA:2017:1521
Geef een reactie