Een belastingplichtige die binnen zijn onderneming een tot het privévermogen behorende bezitting aanwendt, kan een gebruiksvergoeding ten laste van de winst brengen. Maar niet iedere ruimte in de tot het privévermogen behorende woning die in gebruik is bij de onderneming valt onder deze aftrekuitsluiting. Kosten voor een werkruimte in de woning van de belastingplichtige zijn uitgesloten van aftrek.
Zo heeft Hof Den Bosch beslist in een rechtszaak waarin de eigenaren van een B&B-onderneming een gebruiksvergoeding ten laste van de winst wilden brengen. Het betrof een echtpaar dat een kamer in hun eigen woning verhuurde op de eerste verdieping (incl. eigen badkamer) en een appartement op de tweede verdieping (incl. keuken en badkamer). De inkomsten uit de B&B vormden winst uit onderneming. De onroerende zaak behoorde tot het keuzevermogen en werd gerekend tot het privévermogen. De inspecteur stond de aftrek van de gebruiksvergoeding voor het gebruik van de voor de onderneming aangewende ruimtes niet toe. Deze tot het privévermogen behorende ruimtes waren volgens hem en Rechtbank Zeeland-West-Brabant niet aan te merken als ‘een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte’ van de woning. Het echtpaar ging met succes in hoger beroep. Het hof was van oordeel dat de voor de B&B gebruikte ruimtes geen werkruimtes waren ten behoeve van de belastingplichtige zelf en dus was de aftrekuitsluiting niet van toepassing. De ruimtes waren bestemd voor gebruik door de gasten van de B&B en niet voor feitelijk gebruik door het echtpaar. De ruimtes vormden ook geen onderdeel meer van de eigen woning, maar waren bezittingen die behoorden tot de rendementsgrondslag van box 3. De aftrekbeperking van art. 3.17 Wet IB 2001 was dus wel van toepassing.
Wet: artikel 3.16, eerste lid en artikel 3.17, eerste lid, onderdeel c Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 oktober 2016 (gepubliceerd op 21 februari 2017), ECLI:NL:GHSHE:2016:4603
Geef een reactie