Zolang de inspecteur het standpunt kon innemen dat de levering van onroerende zaken belast was met btw, was het niet heffen van overdrachtsbelasting in overeenstemming met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Een exploitant verkocht appartementen aan particulieren. Daarbij had hij omzetbelasting in rekening gebracht, maar niet afgedragen. In zijn aangifte omzetbelasting stelde de ondernemer namelijk dat sprake was van een vrijgestelde levering voor de btw. De Belastingdienst meende dat het hier een levering van nieuw vervaardigde onroerende zaken betrof. De inspecteur legde de exploitant daarom een naheffingsaanslag omzetbelasting. Echter oordeelde de Hoge Raad dat geen sprake was van verkoop van nieuwe vervaardigde onroerende zaken, zodat geen omzetbelasting was verschuldigd.
Achteraf overdrachtsbelasting verschuldigd
Nadat de inspecteur de eerdergenoemde aanslag omzetbelasting had vernietigd, had hij een aanslag overdrachtsbelasting opgelegd. De vrijstelling overdrachtsbelasting was immers achteraf niet van toepassing. De exploitant betwistte de aanslag overdrachtsbelasting zonder succes bij Hof Den Bosch. De aanslag overdrachtsbelasting was niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur opgelegd. Zolang de inspecteur van mening kon zijn dat sprake was van verschuldigdheid van omzetbelasting, hoefde hij geen aanslag overdrachtsbelasting op te leggen. Ook faalde de stelling van de ondernemer dat het hof de aanslag overdrachtsbelasting moest vernietigen, omdat deze geen tijdvak bevatte.
Wet: Artikel 15, eerste lid, onderdeel a, Wet belastingen van rechtsverkeer en artikel 11, eerste lid, onderdeel a, ten eerste Wet OB 1968
Meer informatie: Hof Den Bosch 3 november 2016 (gepubliceerd op 9 februari 2017), ECLI:NL:GHSHE:2016:4939
Geef een reactie