De enkele omstandigheid dat een belastingplichtige honderden studenten(kamers) verhuurt, brengt op zichzelf nog niet met zich mee dat sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Daarvoor is meer nodig. Dit heeft Hof Arnhem-Leeuwarden andermaal duidelijk gemaakt in de volgende zaak.
Een voormalig metselaar had in een periode van 25 jaar een portefeuille opgebouwd van 23 panden met in totaal 90 à 100 kamers, die hij voornamelijk verhuurde aan studenten. In geschil was of de opbrengst van de verhuur van deze kamers inkomen uit werk en woning of belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vormde. Belanghebbende meende dat de verhuuropbrengsten vielen in box 3, terwijl de inspecteur het standpunt innam dat sprake was van winst uit onderneming, en zo niet resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur ging tevergeefs in hoger beroep. Volgens het hof kon de inspecteur niet aannemelijk maken dat sprake was van meer dan normaal actief vermogensbeheer. Naar vaste jurisprudentie geldt bij verhuur van onroerende zaken voor de afbakening tussen vermogensbeheer en de bron winst uit onderneming de volgende maatstaf. Het geheel van de door een belastingplichtige persoonlijk ter zake van de verhuur verrichte arbeid en het door hem daarmee behaalde rendement omvat, gelet op aard en omvang van de ter zake van de kamerverhuur verrichte werkzaamheden meer dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. De activiteiten die belanghebbende had verricht (onder meer huurcontracten opstellen, innen van huur en het voeren van administratie), zijn echter bij kamerverhuur gericht op het verkrijgen van de (normale) huur. Deze activiteiten leiden, zonder nadere toelichting, niet tot een extra aan de werkzaamheden toe te rekenen rendement. Bovendien waren de door belanghebbende verrichtte werkzaamheden uitbesteed aan een externe beheerder aan wie een gering bedrag was betaald.
Wet: artikelen 3.8, 3.91, en 5.1 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14 februari 2017 (gepubliceerd op 17 februari 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:1072
Geef een reactie