De heffing van omzetbelasting over kansspelautomatenspelen en de vrijstelling van omzetbelasting van andere kansspelen is in strijd met het fiscale neutraliteitsbeginsel. Dit resulteerde voor een casino in een btw-teruggaaf van € 24,9 miljoen (exclusief rentevergoeding).
Op 25 maart 2016 besliste de Hoge Raad in een btw-zaak dat Hof Den Bosch ten onrechte had nagelaten een antwoord te geven op de vraag of het onderscheid tussen twee categorieën kansspelen in strijd is met het neutraliteitsbeginsel. Kansspelen die worden beoefend met gebruikmaking van een speelautomaat zijn niet vrijgesteld van omzetbelasting. Het gelegenheid geven tot deelname aan kansspelen door middel van speelautomaten is op grond van artikel 2 van de Wet op de kansspelbelasting (tekst tot en met 30 juni 2008) namelijk niet aan te merken als kansspelen. Echter valt het gelegenheid geven tot het beoefenen van overige kansspelen wel onder de vrijstelling. De Hoge Raad verwees de zaak daarom naar Hof Arnhem-Leeuwarden met de opdracht om te onderzoeken of beide categorieën verwisselbaar zijn vanuit het gezichtspunt van de consument. Volgens dit hof blijkt nergens uit dat voor de consument die een gezellige avond wil beleven en die bereid is om een bepaald bedrag te vergokken, van het aanwezig zijn van kansspelautomaten een bepaalde aantrekkelijkheid uitgaat. Er kon dus niet worden gezegd dat kansspelautomaten niet verwisselbaar zijn met andere kansspelen. De heffing van omzetbelasting over kansspelautomatenspelen en de vrijstelling van omzetbelasting van andere kansspelen is in strijd met het neutraliteitsbeginsel. Het gelijk was aan belanghebbende.
Wet: artikel 11, eerste lid, onderdeel l Wet OB 1968 en artikel 2, eerste lid, onderdeel a, Wet op de kansspelbelasting (tekst tot en met 30 juni 2008)
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 februari 2017 (gepubliceerd op 3 maart 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:1406
Geef een reactie