Ook al neemt een piloot als gezagvoerder verstrekkende beslissingen en wordt hij slechts per vlucht betaald, is volgens Rechtbank Den Haag toch sprake van een dienstbetrekking.
Een Nederlandse piloot had een overeenkomst met de Engelse bemiddelaar Brookfield. Zijn ‘Statement of Earnings’ gaf in 2012 aan dat hij € 130.553 aan inkomsten had genoten en dat hij alleen voor Ryanair had gevlogen. In zijn aangifte IB/PVV bracht hij op zijn inkomsten de ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling in mindering. Onterecht volgens de inspecteur, omdat sprake zou zijn van een dienstbetrekking. Ook Rechtbank Den Haag oordeelt dat het gaat om een dienstbetrekking. Dat de piloot zich bij ziekte kon laten vervangen door een andere door Brookfield gecontracteerde piloot uit ‘de pool’ betekende niet dat hij feitelijk in staat was om voor willekeurige vervanging door een derde te zorgen. Daarnaast was sprake van een gezagsverhouding tot Brookfield. In zijn contract waren veel verplichtingen opgenomen waarin de piloot zich in verhouding tot Brookfield en Ryanair aan moest houden. Dat hij als gezagvoerder van een passagiersvliegtuig beslissingen moet nemen is inherent aan het beroep, maar doet aan de gezagsverhouding niet af volgens de rechtbank. Tot slot oordeelde de rechtbank dat de betaling kwalificeert als loon. Dat hij alleen werd betaald voor de lengte van de vlucht en niet werd betaald als hij niet opsteeg, doet daar niet aan af. De rechtbank verklaarde het beroep van de piloot ongegrond.
Wet: artikel 3.4, artikel 3.90 en artikel 3.81 Wet IB 2001, artikel 2 Wet LB 1964, artikel 7:610 BW
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 1 december 2016 (gepubliceerd 7 maart 2017), ECLI:NL:RBDHA:2016:14894
Geef een reactie