De condities waaronder verschillende arbeidsrelaties worden aangegaan kunnen wat betreft de inkomenssoort tot verschillende beoordelingen leiden. In dat geval moest de inspecteur naar aanleiding van het VAR-aanvraagformulier voor elk van die inkomenssoorten afzonderlijk een VAR afgeven. Hij mocht geen tweede aanvraagformulier eisen voor verschillende arbeidsrelaties die in één aanvraagformulier aan hem waren voorgelegd.
Een verzorgster vroeg in november 2013 in een aanvraagformulier een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) aan voor verschillende werkzaamheden. Zij wilde via een zorgkantoor en voor een vof thuiszorg verlenen aan terminale patiënten met een AWBZ-indicatie en zorg verlenen aan en lichte huishoudelijke taken verrichten voor een gezin (PGB-werkzaamheden). De inspecteur kende over het jaar 2014 een VAR-loon toe voor de AWBZ-werkzaamheden. Het zorgkantoor en de vof wilden echter alleen met de vrouw samenwerken als zij beschikte over een VAR-wuo. In juni 2014 had de inspecteur naar aanleiding van een tweede aanvraag alleen voor de PGB-werkzaamheden een VAR-wuo afgegeven. Rechtbank Den Haag besliste dat de inspecteur met betrekking tot de AWBZ-werkzaamheden een VAR-wuo had moeten afgeven. Door dit na te laten, had hij een onrechtmatige daad begaan die had geleid tot schade (Zie: ‘Fiscus schadeplichtig voor mislopen inkomen door VAR-loon’).
VAR-aanvraag splitsen
Het hof oordeelde in tegenstelling tot de rechtbank dat de inspecteur terecht de AWBZ-werkzaamheden had aangemerkt als de hoofdactiviteit en dus terecht alleen voor die werkzaamheden een VAR had gegeven. De Hoge Raad kwam tot het oordeel dat de inspecteur niet van belanghebbende kon eisen dat zij per arbeidsrelatie een afzonderlijk aanvraagformulier indiende. Meende de inspecteur dat de in het aanvraagformulier vermelde condities waaronder de arbeidsrelaties zijn aangegaan wat betreft de inkomenssoort tot verschillende beoordelingen leidden? Dan moest hij naar aanleiding van dat aanvraagformulier voor elk van die inkomenssoorten afzonderlijk een VAR afgeven. Hof Amsterdam gaat verder onderzoeken of belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding.
Wet: artikel 3.156, lid 1, Wet IB 2001 (tekst tot en met 1 mei 2015)
Meer informatie: Hoge Raad, 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:386
Geef een reactie