Zolang een onroerende zaak op de waardepeildatum een agrarische bestemming heeft, moet de gemeente daar rekening mee houden bij het vaststellen van de WOZ-waarde. Ook als de eigenaar de desbetreffende onroerende zaak voor andere doeleinden gebruikt, zo blijkt uit een recente zaak voor Rechtbank Oost-Brabant.
Een B.V. was eigenaar van een onroerende zaak waarvan een deel werd gebruikt als agrarisch bedrijf. Maar een voormalige paardenstal op het perceel was op de waardepeildatum deels in gebruik als atelier. De gemeente wilde het aandeel van dit atelier in de WOZ-waarde berekenen aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode. De rechtbank verbood de toepassing van deze methode omdat de gemeente de planologische bestemmingsvoorschriften niet mocht negeren. Op de peildatum rustte nog een agrarische bestemming op de voormalige paardenstal. Dat de eigenaar een deel van het de paardenstal als atelier gebruikte, deed daaraan niets af. Uiteindelijk stelde de rechtbank zelf de WOZ-waarde vast. Bovendien moest de gemeente aan de B.V. een vergoeding betalen voor de kosten van een taxatiekaart. Dat de B.V. de taxatiekaart had ingebracht na de telefonische hoorzitting deed niets af aan de deskundigheid van de opsteller van de taxatiekaart.
Wet: artikel 17, eerste lid Wet WOZ
Meer informatie: Rechtbank Oost-Brabant 17 maart 2017 (gepubliceerd 27 maart 2017), ECLI:NL:RBOBR:2017:1525
Geef een reactie