Een aanmerkelijk belang kan aanwezig zijn als de juridisch eigenaar van de aandelen deze voor rekening en risico van een ander houdt. Dat geldt ook als aandelen eigendom van een rechtspersoon zijn, terwijl een ander feitelijk kan beschikken over het vermogen van die rechtspersoon.
Aanvankelijk hield Beheer B.V. de aandelen in Werk B.V., echter Beheer B.V. failleerde. De aandelen in Beheer B.V. waren gecertificeerd en een Stichting Administratiekantoor (STAK) hield de aandelen. Certificaathouders waren een man en zijn vrouw en kinderen. De curator in het faillissement van Beheer B.V. verkocht de aandelen in Werk B.V. aan STAK. De STAK was daardoor enig aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van Werk B.V. De heer X was zelfstandig bevoegd bestuurder van de STAK.
In geschil is of de bestuurder van STAK indirect aanmerkelijkbelanghouder in Werk B.V. is en of op hem de gebruikelijkloonregeling van toepassing is. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de STAK in de desbetreffende jaren enig aandeelhouder in Werk B.V. was, maar dat de aandelen in Werk B.V. niet waren gecertificeerd. Desalniettemin kan volgens de rechtbank toch sprake zijn van een aanmerkelijk belang, namelijk als de STAK als juridisch eigenaar van de aandelen in Werk B.V. deze voor rekening en risico van een ander houdt. Datzelfde geldt als de aandelen eigendom zijn van een rechtspersoon en een derde feitelijk kan beschikken over het vermogen van die rechtspersoon. Op grond van de bepalingen van het rechtspersonenrecht mag het doel van de STAK niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen. De heer X kon als bestuurder van de STAK wel feitelijk over de ontvangen dividenden van Werk B.V. beschikken, maar hij kon die ontvangen dividenden van Werk B.V. vervolgens niet vrijelijk besteden. De dividenden gingen tot het vermogen behoren van de STAK en besteding van dat vermogen was beperkt door de statutaire doelstelling van de STAK. Daarom had de heer X geen economisch belang bij de aandelen in Werk B.V. De rechtbank oordeelt dat de heer X geen aanmerkelijk belang heeft en dat op hem daarom de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing is.
Wet: Art. 4.6 Wet IB 2001 en art. 12a Wet LB 1964
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 5 april 2018 (gepubliceerd op 9 april 2018), ECLI:NL:RBNNE:2018:1197
Geef een reactie