Het is niet toegestaan om bij een schenking van aanmerkelijkbelangaandelen de latente inkomstenbelasting te berekenen tegen de nominale waarde. Bovendien mag de fiscus de IB-latentie evenredig toerekenen aan het vrijgestelde en het belaste deel. De Hoge Raad heeft dit bevestigd.
Een man die een aanmerkelijkbelangpakket kreeg geschonken met een waarde van meer dan € 120 miljoen stelde ten eerste dat de fiscus de IB-latentie moest waarderen tegen de nominale waarde. De IB-latentie zou dan uitkomen op een veel hoger bedrag dan volgens de contante waarde. Daarnaast paste de man de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toe, waardoor een deel van de verkrijging onbelast was. De man vond dat de IB-latentie alleen in mindering moest komen op het belaste deel. De Hoge Raad verwerpt beide standpunten van de man. De wet bevat een duidelijk waarderingsvoorschrift voor de IB-latentie: 6,25% van de waarde van de aandelen voor zover deze de verkrijgingsprijs overtreffen. Overigens vindt de rechter het meer voor de hand liggen om de IB-latentie te stellen op de contante waarde dan op de nominale waarde. Op het moment van schenking is de begunstigde immers de inkomstenbelasting nog niet verschuldigd. Ten slotte moet de IB-latentie naar evenredigheid worden toebedeeld aan het belaste en het vrijgestelde deel van de verkrijging.
Wet: artt. 20, vijfde en zesde lid, onderdeel d en 35b SW 1956
Meer informatie: Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:759
Geef een reactie