Verkoopt een landbouwer gronden onder voorbehoud van een pachtrecht, dan ligt een herinvesteringsvoornemen niet voor de hand gezien het door de landbouwer voortgezette gebruik van die vervreemde gronden.
Een man dreef samen met zijn echtgenote in maatschapsverband een akkerbouwonderneming. Het echtpaar had drie kinderen. Vanwege de mogelijke overdracht van een deel van de grond (18 ha) aan de kinderen vond een minnelijke taxatie plaats van het perceel. Echter de antwoorden op de vragen bij het verzoek om minnelijke taxatie waren voor de Belastingdienst toch aanleiding de winst bij levering van de gronden aan de kinderen een paar jaar later te corrigeren. De man wilde de belastingheffing over de gecorrigeerde winst voorkomen door het vormen van een herinvesteringsreserve (HIR). In geschil was of aan de voorwaarden voor het vormen van een hir was voldaan. De landbouwer verkocht 18 ha grond onder voorbehoud van een pachtrecht. De grond bleef daardoor in pacht aan de landbouwer toebehoren. Dit duidde volgens het hof niet op een herinvesteringsvoornemen. Na overdracht van grond onder voorbehoud van pachtrecht, was op balansdatum nog steeds sprake van hetzelfde oppervlakte grond dat in verpachte staat in gebruik was binnen de onderneming. De landbouwer kocht na enige tijd 100 ha extra landbouwgrond. Op de aankoop van deze grond kon de gevormde hir niet worden afgeboekt volgens het hof want deze aankoop was een uitbreidingsinvestering. De Hoge Raad heeft de oordelen van het hof zonder nadere motivering bevestigd.
Meer informatie: Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:768
Geef een reactie