De omkering van de bewijslast die plaatsvindt als de belastingplichtige zijn aangifteplicht verzaakt, strekt zich niet uit tot de toepassing van de verlengde navorderingstermijn voor buitenlandse heffingsbestanddelen. De Hoge Raad had dit al eerder bepaald en Rechtbank Den Haag houdt zich aan deze regel.
Een man die een onderneming op het gebied van woninginrichting dreef, was rekeninghouder van een Zwitserse bankrekening. Hij had jarenlang in zijn aangiften inkomstenbelasting het bestaan van deze rekening verzwegen. Op 1 oktober 2015 liet hij de Belastingdienst weten dat hij gebruik wilde maken van de inkeerregeling. Hij sloot een vaststellingsovereenkomst met de fiscus, maar op bepaalde punten waren de partijen het niet met elkaar eens. Zo vond de inspecteur dat hij de verlengde navorderingstermijn mocht toepassen op correcties op de box 1-inkomen van de man. De rechtbank verwerpt dit standpunt met een verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad eerder dit jaar (zie: ‘Geen tweede kans voor navordering door de Belastingdienst’). Het feit dat de man niet de vereiste aangifte had gedaan, ontsloeg de inspecteur niet van zijn verplichting om aannemelijk te maken dat in het buitenland box 1-inkomen was opgekomen. De enkele stelling dat dit een mogelijkheid was, vindt de rechtbank onvoldoende.
Bekend onderzoek
Een ander geschilpunt betreft de vraag of de man wel kon inkeren. De inspecteur maakt duidelijk dat op 27 september 2017 de Nederlandse media voor het eerst berichtten over een groepsverzoek dat de Belastingdienst had gesteld aan de Zwitserse bank. Gezien de aandacht die was besteed aan dit verzoek moest de man in alle redelijkheid hebben vermoed dat de kans zeer groot was dat de fiscus zijn Zwitserse bankrekeningen zou ontdekken. De rechtbank oordeelt daarom dat niet is voldaan aan de voorwaarden voorde de inkeerregeling.
Wet: artt. 16, vierde lid en 67n AWR
Meer weten?
Als u meer wilt weten over situaties waarin de verlengde navorderingstermijn van toepassing is of juist niet, volg dan de Tax Talks e-learning ‘Verlengde navorderingstermijn’. > Meer informatie
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 22 mei 2018 (gepubliceerd 29 mei 2018), ECLI:NL:RBDHA:2018:5920
Geef een reactie