Als een B.V. met enige regelmaat opnamen in rekening-courant door de dga boekt als ‘voorschot salaris’ voor haar dga, leidt dat tot het genieten van nettolonen door die dga als die opnamen niet in de loonheffingen zijn betrokken. Met een reactie van mr. Renée Pauli.
Een dga werkte namens zijn houdstervennootschap op basis van een managementovereenkomst voor een werkmaatschappij. Deze betaalde hiervoor een managementvergoeding van € 180.000 (exclusief omzetbelasting) betaald aan de houdstervennootschap. De dga ontving een brutoloon van circa € 100.000. Tijdens een boekenonderzoek constateerde de Belastingdienst dat in de grootboekadministratie opnamen in rekening-courant waren geboekt als ‘voorschot salaris’. Deze voorschotten waren niet opgenomen in de salarisadministratie. De inspecteur corrigeerde de lonen door de opnamen in rekening-courant te bruteren en hiervoor naheffingsaanslagen op te leggen. In geschil is of de inspecteur de aanslagen loonheffingen terecht heeft opgelegd. Hof Den Haag geeft de inspecteur gelijk. Het bevestigt het standpunt van de rechtbank. Het hof oordeelde in navolging van de rechtbank dat de inspecteur niet de afroommethode had gebruikt. De inspecteur had voor bepaling van het gebruikelijk loon aansluiting gezocht bij de betaalde managementvergoeding. Deze managementvergoeding is zakelijk en heeft betrekking op de verrichte arbeid van de dga. De vergoeding voor managementdiensten geeft aan welke waarde de werkmaatschappij toekende aan de door de dga voor die werkmaatschappij verrichte diensten Het staat volgens het hof ook vast dat de dga in de desbetreffende jaren regelmatig, niet in de loonheffingen betrokken, opnamen in rekening-courant heeft gedaan als ‘voorschot salaris’. Dat deze opnamen op een later moment zijn afgelost of verrekend maakt dit niet anders. Het hof geeft de inspecteur gelijk en laat de naheffingsaanslagen in stand.
Commentaar mr. Renée Pauli
Taxence vroeg mr. Renée Pauli, Senior Belastingadviseur Loonheffingen/Global mobility services bij Mazars om een reactie:
‘In deze uitspraak van Hof Den Haag komen veel verschillende aspecten van de gebruikelijkloonregeling naar voren, namelijk:
- de wijze waarop het gebruikelijk loon moet worden vastgesteld als binnen een structuur zowel voor de houdstervennootschap als de werkmaatschappij werkzaamheden worden verricht door de aanmerkelijk belanghouder;
- op welke wijze speelt de managementvergoeding een rol bij het vaststellen van de hoogte van het gebruikelijk loon?
- het aannemelijk maken van het salaris op grond van 'meest vergelijkbare' dienstbetrekking;
- het belang van het correct voeren van de administratie rondom de rekening-courant.
De uitspraak leidt tot een overwinning voor de inspecteur, mede omdat belanghebbende geen overtuigend bewijs aanvoert met betrekking tot de 'meest vergelijkbare' dienstbetrekking. Indien belanghebbende de 'meest vergelijkbare' dienstbetrekking beter had onderbouwd, had het hof waarschijnlijk aangesloten bij dit criterium. Ook de wijze van administreren van de rekening-courant zorgt voor een extra heffing in de loonheffingen. De uitspraak geeft goed weer dat het zorgvuldig hanteren van omschrijvingen bij overboeken vanuit rekening-courant een pré is.'
Meer informatie
Binnenkort verschijnt op Tax Talks een e-learning van mr. Renée Pauli waarin zij nader in gaat op de gebruikelijkloonregeling en bovenstaande aspecten bespreekt. Nog geen abonnement? Maak nu voordelig kennis met Tax Talks.
Wet: art. 12a Wet LB 1964
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 4 mei 2018 (gepubliceerd 29 mei 2018), ECLI:NL:GHDHA:2018:1216
Geef een reactie