Staat op de peildatum in juridische zin nog niet vast dat de verplichting tot betaling van de eigen bijdrage voor langdurige zorg zich in toekomstige jaren zal voordoen en zo ja, wat de hoogte van die eigen bijdrage zal zijn? Dan zijn deze betalingen niet vergelijkbaar met verplichtingen tot het betalen van lijfrente of alimentatie en kwalificeren niet als schuld in box 3.
Een vrouw was door een ongeval hulpbehoevend geworden en liep daarbij ernstig hersenletsel op. Zij ontving daarvoor een hoge schadevergoeding. Als gevolg van het ernstige hersenletsel moest de vrouw in een instelling verblijven die viel onder de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en was hiervoor een eigen bijdrage verschuldigd.
In geschil bij Rechtbank Noord-Nederland is of de contante waarde van de toekomstige verplichte eigen bijdrage WLZ kwalificeert als schuld in box 3. Volgens de vrouw zijn de toekomstige betalingen van de eigen bijdragen te vergelijken met toekomstige betalingen van een periodieke lijfrentegift of alimentatieverplichting. Hiervan heeft de Hoge Raad geoordeeld op 27 februari 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BD9217) en op 11 februari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO0403) dat in box 3 een schuld kan worden afgetrokken voor die toekomstige betalingen van de periodieke giften of alimentatieverplichtingen. De rechtbank is het niet met de vrouw eens. Allereerst overweegt de rechtbank dat tegenover de verplichting tot betaling van de eigen bijdrage ook een recht staat, te weten een recht op verblijf in een instelling en op begeleiding en verzorging. Daarbij komt dat slechts per jaar vaststaat dat er een verplichting is tot het betalen van de eigen bijdrage. Dat geldt ook voor de hoogte van de eigen bijdrage. Voor toekomstige jaren is de hoogte van de eigen bijdrage onzeker. Denk daarbij aan bijvoorbeeld een wetswijziging, een lagere eigen bijdrage door een lager vermogen van de vrouw. Ook het feit dat de vrouw op enig moment zou kunnen kiezen voor een andere voorziening voor verblijf, begeleiding en verzorging, leidt tot een onzekere toekomstige verplichting. Daarom staat op de peildatum niet vast dat de verplichting tot betaling van de eigen bijdrage zich in toekomstige jaren zal voordoen en wat de totale hoogte van de eigen bijdrage dan zal zijn. Er is dan ook geen sprake van een op peildatum bestaande daadwerkelijke verplichting. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de toekomstige eigen bijdrage WLZ niet kwalificeert als schuld in box 3.
Wet: art. 5.3 (lid 3) Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 21 maart 2018 (gepubliceerd op 22 maart 2018), ECLI:NL:RBNNE:2018:992
Geef een reactie