Voor een dga/bestuurder is een verbod op privégebruik van de auto in de arbeidsovereenkomst niet voldoende om onder de bijtelling wegens privégebruik auto uit te komen. Daarvoor moet een reële controle op dat verbod plaatsvinden.
Een dga sloot een arbeidsovereenkomst met zijn B.V. waarin werd aangegeven dat aan de dga voor zijn werkzaamheden een auto ter beschikking werd gesteld. De auto mocht alleen voor zakelijke doeleinden worden gebruikt. Privégebruik was niet toegestaan. De auto werd na gebruik bij het bedrijfspand van de B.V. geparkeerd. Voor de auto werd geen rittenadministratie bijgehouden. De dga had in maart 2012 een Verklaring geen privégebruik aangevraagd bij de inspecteur en deze ook gekregen. In de Verklaring werd uitdrukkelijk vermeld dat de dga overtuigend moest kunnen bewijzen dat op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer is gereden. In de beantwoording van vragenbrieven gaf de dga aan geen rittenadministratie te hebben bijgehouden, de auto alleen zakelijk te gebruiken en in privé over een andere auto te beschikken. Vervolgens legde de inspecteur naheffingsaanslagen LH 2012, 2013 en 2014 op voor een bijtelling privégebruik auto met verzuimboeten. De dga startte een beroepsprocedure.
Verbod stelde niets voor
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden moet de inspecteur aannemelijk maken dat de auto ter beschikking is gesteld in de zin van artikel 13bis Wet LB 1964. De inspecteur is daarin geslaagd omdat in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de werkgever aan de dga een auto verstrekt, dat de auto aan de dga is verstrekt en dat de dga de auto heeft gebruikt. Verder staat vast dat de dga als enige bestuurder van zijn werkgever zelf kon bepalen of en op welke wijze hij gebruik maakte van de auto. Er is geen sprake van een werknemer die de auto slechts mocht besturen ter uitvoering van bepaalde opdrachten van zijn werkgever. Dat in de arbeidsovereenkomst een verbod is opgenomen voor privégebruik is niet van belang voor de vraag of sprake is van een terbeschikkingstelling. Verder heeft de dga niet overtuigend aangetoond dat hij minder dan 500 kilometer privé met de auto heeft gereden. Hij heeft geen rittenadministratie overgelegd. Hoewel in de arbeidsovereenkomst sprake is van een verbod op privégebruik is niet gebleken dat er enige reële controle op dit verbod is geweest. De dga beschikte immers over de sleutels van het hek waarmee het bedrijfsterrein werd afgesloten. Ook de verzuimboetes zijn terecht opgelegd. Volgens het hof is geen sprake een pleitbaar standpunt van de dga. De dga kon en mocht op basis van objectieve maatstaven niet menen dat de auto niet aan hem ter beschikking was gesteld omdat in de arbeidsovereenkomst een verbod voor privégebruik was opgenomen. De dga is er verschillende keren op gewezen dat hij, bijvoorbeeld met een rittenadministratie, overtuigend moet kunnen aantonen dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé is gebruikt.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden zonder nadere motivering (art. 81 lid 1 Wet RO) bekrachtigd.
Wet: art. 13bis Wet LB 1964; art. 81 lid 1 Wet RO
Meer informatie: Hoge Raad 16 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:350)
Geef een reactie