In februari 2018 is een internetconsultatie gehouden over een concept Uitvoeringsbesluit Wwft 2018. Dit besluit geeft nadere regels met betrekking tot de uiteindelijk belanghebbenden en politiek prominente personen krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De Commissie Beroepszaken heeft op deze consultatie gereageerd.
De NOB doet de volgende aanbevelingen:
– de beperking ‘als enige’ uit de richtlijn in het Uitvoeringsbesluit over te nemen in artikel 2, lid 3 onder b (definitie van naast geassocieerde van een PEP), teneinde de administratieve lasten en nalevingskosten niet onnodig op te voeren;
– in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit over te nemen uit de richtlijn dat middelbare of lagere ambtenaren niet worden gerekend tot politiek prominente personen;
– bepalen dat in het kader van dit besluit (dus uitsluitend voor zover het de aanwijzing van pseudo-UBO’s betreft) onder 'hoger leidinggevend personeel' de statutair bestuurder(s) word(en) verstaan, om overbodige lasten en kosten zoveel mogelijk te voorkomen;
– in lijn met de aanbevelingen van de FATF duidelijk te maken dat ook voor 100%-dochters van beursvennootschappen geen (pseudo-)UBO’s hoeven te worden geïdentificeerd;
– in artikel 3 van het besluit steeds te spreken van 'de natuurlijke persoon of personen die' om te voorkomen dat het idee ontstaat dat steeds ten minste twee (pseudo-)UBO’s geïdentificeerd moeten worden.
Verder doet de NOB een dringend beroep op de ministers, de UBO’s van een Nederlandse stichting gelijk te schakelen met de UBO’s van een vennootschap, dat wil in de praktijk zeggen dat UBO(’s) van een stichting de persoon/personen is/zijn die zeggenschap (formeel of feitelijk) heeft/hebben over de stichting dan wel de (statutair) bestuurders.
De NOB gaat ervan uit dat in artikel 3 van het ontwerpbesluit met 'rechtstreeks of onrechtstreeks' steeds 'direct of indirect' bedoeld wordt en stelt voor deze laatste terminologie te gebruiken, omdat deze in het juridisch landschap gebruikelijker is.
Ook meent de NOB dat gelijkschakeling van de onderlinge waarborgmaatschappij en de coöperatie met de vereniging (artikel 3, lid 1 onder c van het ontwerpbesluit) meer voor de hand ligt, nu dit beide bijzondere verenigingen zijn. Voor de Europese coöperatieve vennootschap ligt aansluiting bij de vennootschappen (artikel 3, lid 1 onder a van het ontwerpbesluit) meer voor de hand.
Meer informatie: NOB-commentaar Uitvoeringsbesluit Wwft, 8 maart 2018
Geef een reactie