Als het enig inkomen van een natuurlijk persoon wordt gestort op een bankrekening, waarvan in Nederland geregeld bedragen worden gepind, wijst dit op een verblijf in Nederland. De kans is groot dat in zo’n situatie ook sprake is van binnenlandse belastingplicht.
Zo was voor Rechtbank Noord-Nederland in geschil of een vrouw in 2012 in Nederland woonde en binnenlands belastingplichtige was of niet. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat een natuurlijk persoon zijn woonplaats in Nederland heeft als hij daarmee een duurzame betrekking van persoonlijke aard heeft. Maar iemand kan een woonplaats in Nederland hebben zonder dat het middelpunt van zijn maatschappelijke leven zich bevindt in Nederland. In deze zaak stond de vrouw volgens de GBA in heel 2012 ingeschreven op Nederlandse adressen. Ook haar drie dochters en haar kleinkinderen woonden in Nederland. Daarnaast hield de vrouw een Nederlandse bankrekening aan. In 2012 waren van deze bankrekening contante bedragen opgenomen. De vrouw stelde haar betaalpas ook was te gebruiken door haar dochter. Deze dochter zou de contante bedragen hebben opgenomen en op Schiphol hebben overgedragen aan een goede kennis en crewlid van Surinam Airways. Dit crewlid zou vervolgens het contante bedrag hebben uitbetaald aan de vrouw in Suriname. De rechtbank vindt niet aannemelijk dat zulke omslachtige cashtransacties hadden plaatsgevonden. Evenmin lag het voor de hand dat de vrouw haar dochtere de zeggenschap van de bankrekening waarop zij haar enig inkomen ontving (gedeeltelijk) zou afstaan aan haar dochter. De rechtbank oordeelt dat de vrouw binnenlands belastingplichtige was in 2012.
Wet: art. 2.1, eerste lid, onderdeel a Wet IB 2001 en art. 4 AWR
Meer informatie: : RB Noord-Nederland 17 april 2018 (gepubliceerd 23 april 2018), ECLI:NL:RBNNE:2018:1399
Geef een reactie