De arbeidsrelatie tussen Deliveroo en zijn bezorgers is al enige tijd een bron van discussie. Eind vorig jaar gaf het bedrijf aan over te willen gaan naar een zzp-model, waarbij de bezorgers niet meer werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar als zelfstandige ondernemer. Een bezorger die zo’n dergelijke zzp-overeenkomst aanging, maar vervolgens stelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst vangt bot bij Rechtbank Amsterdam.
De bezorger was op 4 juni 2016 bij Deliveroo in dienst getreden als maaltijdbezorger op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, eindigend op 3 februari 2018. November 2017 kondigde het bedrijf aan dat een proef met een fee per delivery succesvol was verlopen. Volgens het bedrijf zou dat het beste model zijn voor ‘riders’. Nieuwe riders zouden volgens dat model gaan werken, bestaande arbeidsovereenkomsten konden tot hun einddatum doorlopen. Wel was het mogelijk over te stappen op het flexibele zelfstandige fee per delivery betaalmodel. De bezorger in deze zaak had in antwoord op deze aankondiging aangegeven dat hij zijn contract wilde omzetten naar een zzp-contract. Een dergelijke overeenkomst werd gesloten en de bezorger schreef zich in bij de KvK.
De bezorger vordert dat de overeenkomst wordt aangeduid als een arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW). Ondanks dat een zzp-overeenkomst is gesloten is er volgens hem namelijk van een arbeidsrelatie met de kenmerken van een arbeidsovereenkomst (loon, gezagsverhouding).
Wat stond partijen voor ogen?
Volgens de kantonrechter blijkt uit de tekst van de overeenkomst dat de partijen deze uitsluitend met elkaar zijn aangegaan op basis van een overeenkomst van opdracht (art. 7:400 e.v. BW), dat de bezorger zich vrijelijk kon laten vervangend en dat uitdrukkelijk niet werd beoogd een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW aan te gaan. De bezorger krijgt per voltooide bestelling betaald (het risico van niet bezorgen is daarmee bij de bezorger gelegd) en ontvangt geen vergoeding als hij door ziekte of andere reden verhinderd is. De conclusie is dat in de overeenkomst expliciet is vastgelegd wat door de partijen bij het aangaan voor ogen heeft gestaan. Gezien zijn mail en de inschrijving bij de KvK was de bezorger zich ook ervan bewust dat hij als zelfstandig ondernemer voor Deliveroo werkzaamheden zou gaan verrichten. Ook de andere omstandigheden (vrije vervanging, mogelijkheid om voor concurrenten te werken) leiden niet tot een andere conclusie. Wat betreft de gezagsverhouding verwijst de bezorger naar een app die ze verplicht moeten gebruiken en een door Deliveroo gehanteerd systeem van het toekennen van bezorging waarbij bezorgers die goed presteren ‘priority access’ krijgen. Volgens de rechtbank is dit echter onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van een gezagsverhouding. Ook het feit dat er niet kan worden onderhandeld over de tarieven maakt volgens de rechtbank nog niet dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter besluit met de overweging in het huidige arbeidsrecht geen rekening is gehouden met de uit de (relatief) nieuwe platformeconomie voortkomende arbeidsverhoudingen. Dat maakt echter nog niet dat de onderhavige beslissing tot dusdanig onaanvaardbare resultaten leidt, dat de redelijkheid en billijkheid tot rechterlijk ingrijpen noopt. Wanneer het ongewenst wordt geacht dat werkplatforms als Deliveroo dergelijke overeenkomsten aanbieden, zal de wetgever daartegen maatregelen moeten treffen.
Wet: art. 7:400 e.v., 7:610 e.v. BW
Meer informatie: Rechtbank Amsterdam 23 juli 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6587
Geef een reactie