Om in de aangifte aan een fiscaal partner een deel van het inkomen uit aanmerkelijk belang te kunnen toerekenen, moet één van de partners vrij over dat vermogen kunnen beschikken en moeten beide partners op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.
Aan een moeder van vijf kinderen wordt een navorderingsaanslag IB 2009 en een aanslag IB 2010 opgelegd. Beide aanslagen zijn opgelegd met daarin een aanzienlijk belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Moeder is het niet eens met de opgelegde aanslagen. Allereerst moet Rechtbank Zeeland-West-Brabant echter oordelen over een verzoek van de inspecteur om ontslag van instantie op grond van artikel 27 lid 2 Faillissementswet en het beroep niet ontvankelijk te verklaren. Met ingang van 14 juni 2016 valt moeder onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). De inspecteur geeft aan de kosten van voortzetting van de procedure te willen voorkomen omdat moeder, gezien haar financiële situatie, geen belang heeft bij de procedure. Zij heeft echter een groot belang om de aan haar opgelegde aanslagen door de rechter laten toetsen. Het verzoek om ontslag van instantie wordt dan ook afgewezen.
Inkomen uit aanmerkelijk belang
Vervolgens is het de vraag of er terecht een bijtelling in verband met inkomen uit aanmerkelijk belang bij moeder heeft plaatsgevonden. De vader van de kinderen heeft in 2003 een stichting opgericht waarin hij in het kader van een vaststellingsovereenkomst aanzienlijke pakketten aandelen heeft ondergebracht. Volgens de inspecteur beschikte vader als ware met zijn eigen vermogen over het vermogen van de stichting. Op grond van artikel 2.17 lid 3 en 5 Wet IB 2001 moet vervolgens de helft van dat vervreemdingsvoordeel bij de moeder, als fiscaal partner, in aanmerking worden genomen. Hoewel er aanwijzingen zijn dat vader erg betrokken is bij de stichting, is de rechtbank van mening dat vader niet over het vermogen van de stichting kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Er is geen grond voor bijtelling van inkomen uit aanmerkelijk belang bij de moeder. De navorderingsaanslag IB 2009 moet worden vernietigd. De aanslag IB 2010 met het inkomen uit aanmerkelijk belang wordt ook verminderd omdat vader volgens de gemeentelijke basisadministratie in 2010 niet meer op hetzelfde woonadres stond ingeschreven als moeder en dus in dat jaar geen fiscaal partner was. Ook al stond in het registratiesysteem van de Belastingdienst het echtpaar wel op hetzelfde woonadres ingeschreven, inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens is leidend. Die voorwaarde kan niet opzij worden gezet door het maken van een keuze voor fiscaal partnerschap.
Wet: artikel 27 lid 2 Faillissementswet, artikel 2.17 leden 3 en 5 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 maart 2018 (gepubliceerd 10 juli 2018) (ECLI:NL:RBZWB:2018:1776)
Geef een reactie