Zelfs als tussen de inspecteur en de belastingplichtige een uitgebreide schriftelijke correspondentie heeft plaatsgevonden, is dit nog geen garantie dat de hoorplicht is vervuld.
De Belastingdienst had een boekenonderzoek gehouden bij een B.V. Nog voordat dit onderzoek was afgerond, had de inspecteur de B.V. een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd ter behoud van recht. Daarbij weigerde de fiscus de aftrek van een grote kostenpost. Tijdens het boekenonderzoek hield de B.V. een hoorgesprek met de inspecteur. Na afloop liet de inspecteur weten dat hij pas op het bezwaarschrift van de B.V. zou reageren als het boekenonderzoek was afgerond. Na het boekenonderzoek accepteerde de Belastingdienst alsnog een deel van de kostenaftrek. De B.V. vond dit niet voldoende en begon een beroepsprocedure.
Voor Hof Arnhem-Leeuwarden stelt de B.V. dat haar hoorrecht is geschonden. Het hof is het daarmee eens. Tijdens het hoorgesprek liep het boekenonderzoek nog en uit het boekenonderzoek zijn feiten en omstandigheden naar voren gekomen die niet in het hoorgesprek zijn behandeld. De inspecteur heeft wel rekening gehouden met deze feiten en omstandigheden bij zijn uitspraak op bezwaar. Maar hij had de B.V. de gelegenheid moeten geven om nader te worden gehoord. Dat de inspecteur uitgebreid schriftelijk heeft gecorrespondeerd met de B.V. is onvoldoende. De mondelinge bespreking van de resultaten van het boekenonderzoek kwalificeert evenmin als een horing. Daarbij speelt een rol dat van deze mondelinge bespreking geen verslag is gemaakt en niet blijkt dat het met dezelfde waarborgen als een horing is omkleed. Vanwege de schending van het hoorrecht verwijst het hof de zaak terug naar de inspecteur.
Wet: art. 7:2, lid 1 en 7:9 Awb
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 september 2018 (gepubliceerd 21 september 2018 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8068
Geef een reactie