Beschikt iemand niet over bepaalde gegevens en kan hij ook niet over deze gegevens beschikken? Dan kan de Belastingdienst die persoon niet verplichten tot het verstrekken van die gegevens door het opleggen van een informatiebeschikking.
Een man en zijn vrouw waren in 1994 rekeninghouder bij KB-Lux. Voor het jaar 2010 had de inspecteur gevraagd of de in 1994 aangehouden rekening nog steeds in bezit was van het echtpaar en wat het saldo van die rekening was. Ook wilde de inspecteur weten waar het geld naar toe was geboekt als de rekening was opgeheven. De man beantwoordde de vragen van de inspecteur, maar deze was niet tevreden met de gegeven antwoorden. Hij stelde daarom een informatiebeschikking vast, waarin dezelfde vragen stonden.
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden was of de informatiebeschikking terecht was. Het hof oordeelde dat het belangrijk was dat de man had voldaan aan de op hem rustende informatieverplichting. Dat was het geval. De man stelde dat hij aan zijn informatieverplichtingen had voldaan, omdat hij niet over nog meer informatie beschikte en ook niet over meer informatie kon beschikken. Het hof oordeelde dat de man niet gehouden kon worden tot het verstrekken van inlichtingen waarover hij niet beschikt en evenmin kan beschikken. Hiervoor verwees het hof naar Hoge Raad 25 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8475. De inspecteur ving ook bot met zijn stelling dat de man met het verzuim eerder de informatie bij KB-Lux op te vragen, dit verzuim voor rekening en risico van de man zou moeten komen. Voor het slagen van deze stelling had de inspecteur aannemelijk moeten maken dat op het eerste moment dat hij om de in de informatiebeschikking genoemde gegevens heeft verzocht, de gegevens bij de KB-Lux nog opvraagbaar waren. Als deze gegevens nog opvraagbaar waren had de inspecteur bovendien aannemelijk moeten maken dat de man besloten had die gegevens niet op te vragen en te verstrekken. Dit had de inspecteur niet gedaan. Het hof vernietigde de informatiebeschikking. De Hoge Raad bevestigt op het ingestelde cassatieberoep van de staatssecretaris het oordeel van het hof zonder nadere motivering.
Wet: art. 47 (lid 1), 49 (lid 1) en 52a (lid 1) AWR
Meer informatie: Hoge Raad 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:568
Geef een reactie