Een beroepschrift op naam van een vof moet in beginsel ook worden geacht te zijn ingediend namens de afzonderlijke vennoten, zo oordeelt Hof Amsterdam.
Een vof die activiteiten tijdens de jaarlijkse kermis organiseerde, kreeg van de Belastingdienst een informatiebeschikking opgelegd. De vof en twee van haar drie vennoten tekenden beroep aan tegen deze beschikking. Zij meenden dat de vof geen administratieplichtig lichaam was omdat haar activiteiten geen onderneming zou vormen. De rechtbank constateerde dat de twee vennoten bij het beroepschrift de volmacht hadden ondertekend in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers van de vof. Daardoor was volgens de rechtbank alleen de vof de belanghebbende. Het hof is het daarmee niet eens. De vof heeft een hybride karakter, zo redeneert het hof. Voor de omzetbelasting is een vof zelfstandig belastingplichtig, voor de inkomstenbelasting zijn de vennoten de belastingplichtigen. Volgens het hof ligt het voor de hand dat het beroepschrift dat namens de vof is ingediend ook is ingediend namens de vennoten. Hieronder valt ook de vennoot die geen volmacht had ondertekend. Het hof verwijst de zaak daarom terug naar de rechtbank.
Wet: artt. 52 en 52a AWR en art. 3.3 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 6 maart 2018 (gepubliceerd 11 april 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:1070
Geef een reactie