Een vermindering van de af te dragen verhuurderheffing heeft als keerzijde dat de belastingplichtige een lager bedrag aan verhuurderheffing kan aftrekken van de fiscale winst.
Een woningcorporatie was belastingplichtige voor de verhuurderheffing, maar beschikte over een definitieve investeringsverklaring. Onder voorwaarden kan zo’n investeringsverklaring recht geven op de toepassing van een vermindering van af te dragen verhuurderheffing. De woningcorporatie voldeed aan de voorwaarden en paste de afdrachtvermindering toe. Zij neemt als standpunt in dat zij de verhuurderheffing vóór de toepassing van de afdrachtvermindering mag aftrekken van de belastbare winst voor de vennootschapsbelasting. Het bedrag van de afdrachtvermindering moet volgens de woningcorporatie worden afgeboekt op de boekwaarde van de desbetreffende sociale huurwoningen. Rechtbank Gelderland verwerpt dit standpunt. De vermindering van de afdracht van de verhuurderheffing is geen losse investeringsfaciliteit, maar een onderdeel van de verhuurderheffing. Deze heffing is namelijk niet alleen bedoeld om de Staat van inkomsten te voorzien, maar ook om de woningmarkt beter te laten functioneren. Daarom mag de woningcorporatie alleen de verhuurderheffing na toepassing van de afdrachtvermindering aftrekken.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001, art. 8, eerste lid Wet Vpb 1969 en art. 1.1 en 1.10 Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 10 december 2018 (gepubliceerd 13 december 2018), ECLI:NL:RBGEL:2018:5266
Geef een reactie