Een btw-vriendelijke constructie van de gemeente Haren bij de bouw van een nieuw schoolgebouw is toegestaan. Er is geen misbruik van recht. De gemeente ontving een btw-teruggaaf van € 2,3 mln.
De gemeente Haren besloot tot de realisatie van een nieuw schoolgebouw voor een scholengemeenschap in haar gemeente. De gemeente trad hierbij op als opdrachtgever, bouwheer en financier van het project en stuurde op de financiële kaders en de planning. De stichting van de scholengemeenschap zou de juridisch eigenaar worden van het nieuwe schoolgebouw en de scholengemeenschap de gebruiker. De gemeente onderzocht de mogelijkheden voor een zogenaamde btw-vriendelijke constructie – d.w.z. de mogelijkheden voor btw-teruggaaf voor het nieuwbouwproject – en verzocht na een positief oordeel daarover door haar adviseur om teruggaaf van btw. In geschil was of de gemeente ten aanzien van de overdracht van het schoolgebouw aan de stichting als ondernemer kon worden aangemerkt en of er sprake was van misbruik van recht wat de aftrek van btw in de weg zou staan.
Geen misbruik van recht
Rechtbank Noord-Nederland oordeelde allereerst dat er sprake was van een voor de btw belastbare handeling nu de levering onder bezwarende titel plaats vond . Het feit dat geleverd is tegen een koopsom die lager is dan de kostprijs betekent niet dat de levering niet onder bezwarende titel heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht de mate waarin de werkelijke stichtingskosten werden gedekt (9,2%) niet zodanig gering, dat slechts van een symbolisch bedrag kan worden gesproken dat in wezen geen reële betekenis heeft. De rechtbank oordeelde verder dat gelet op het bepaalde in het arrest Woerden II (ECLI:NL:HR:2017:1132) de levering plaats vond in het economische verkeer, ondanks dat de gemeente geen opbrengst beoogde. Er was geen sprake van misbruik van recht. Het stond de gemeente namelijk vrij om als bouwheer te kiezen tussen twee mogelijkheden; de overdracht van het schoolgebouw in eigendom, of het schoolgebouw aan het bevoegde gezag in gebruik geven. Daarnaast was de koopsom voor een groot deel gerelateerd aan gemaakte extra kosten. Er was dus geen geldstroom gecreëerd die er zonder de constructie niet zou zijn geweest. Er is gekozen voor de fiscaal meest gunstige weg en dat is toegestaan. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en stelt de teruggaaf van btw vast op circa € 2,3 mln.
Wet: art. 15 lid 1 Wet OB, art. 17 Wet OB
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 18 juli 2018 (gepubliceerd 22 augustus 2018) AWB – 16 _4354
Geef een reactie