Alleen bij uitzondering wordt parkeren voor btw-doeleinden als een bijkomende dienst beschouwd. Als een nationaal park zijn bezoekers de gelegenheid geeft tot het parkeren van hun auto’s, zal de parkeervergoeding in principe onder het normale tarief vallen.
In januari 2018 oordeelde de Hoge Raad al dat parkeren bij een attractiepark geen bijkomende dienst is (zie: ‘Parkeren bij attractiepark belast tegen hoog tarief’). In een recente zaak lukte het een nationaal park evenmin de Hoge Raad ervan te overtuigen dat het aanbieden van parkeerplaatsen buiten de hekken van het park een bijkomende dienst was. De Hoge Raad stelde vast dat voor de gemiddelde bezoeker het parkeren bij het park een hoofddienst is. Het park mag daarom niet het verlaagde btw-tarief toepassen op haar parkeervergoeding. Overigens is een deel van het park ook toegankelijk voor auto’s. De vergoeding die de bezoekers extra moeten betalen om met hun auto het park te betreden, valt wel onder het verlaagde btw-tarief voor het bezoek aan het park zelf.
Wet: Tabel I, onderdeel b sub 14.g Wet OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1318
Geef een reactie