Is het brandstofverbruik per kilometer van een auto van de zaak volgens de rittenregistratie veel hoger dan volgens de fabrieksopgave het geval zou moeten zijn? Dan zal een oplettend inspecteur argwaan krijgen en is de kans groot dat hij de rittenregistratie verwerpt. Dit zal in beginsel weer leiden tot naheffing.
Deze situatie deed zich voor toen een B.V. een van haar dga’s een auto van de zaak ter beschikking stelde. Deze dga beschikte over een verklaring geen privégebruik auto. Om dit aan te tonen had hij een rittenregistratie overlegd. De Belastingdienst had echter twijfels over de juistheid van de rittenregistratie. Volgens de rittenregistratie had de auto over twee periodes een brandstofverbruik van minstens 9 liter op de 100 kilometer (1 op 11,12). Volgens de fabrieksopgave zou het brandstofverbruik zo’n 5,3 per 100 kilometer (1 op 18,9) moeten zijn. De inspecteur vond het verschil tussen het opgegeven brandstofverbruik en het verbruik volgens de fabrieksopgave extreem hoog. Bovendien constateerde hij dat de kilometerstanden die de dga had opgegeven bij de tankbeurten niet aansloten op de kilometerstanden die de garage bij onderhoud en wisseling van banden noteerde. De dga gaf toe dat hij inderdaad bewust onjuiste kilometerstanden bij het tanken had opgegeven om te voorkomen dat het leasebedrag te hoog zou worden. De inspecteur verwierp daarom de rittenregistratie. Ook hief hij loonbelasting vanwege privégebruik van de auto van de zaak na bij de B.V. De B.V. ging in beroep, maar Rechtbank Noord-Holland is het met de fiscus eens dat de rittenregistratie onvoldoende betrouwbaar is. De Belastingdienst heeft volgens de rechter terecht nageheven.
Wet: art. 13bis, derde en zevende lid Wet LB 1964
Regeling: art. 3.13 Uitv.reg. LB 2011
Meer informatie: Rechtbank 29 maart 2018 (gepubliceerd 4 april 2018), ECLI:NL:RBNHO:2018:2474
Geef een reactie