Stelt een exploitant kamers ter beschikking aan prostituees en beschikt hij over een exploitatievergunning? Dan moet de exploitant voor deze vergunning ook bepaalde werkzaamheden in het belang van de prostituee verrichten en is geen sprake van vrijgestelde verhuur aan de prostituee behoudens tegenbewijs.
Een B.V. (de exploitant) hield zich in diverse gemeenten bezig met de verhuur van kamers aan prostituees voor de uitoefening van (raam)prostitutie in panden waarvan zij eigenaar was. De B.V. beschikte in enkele gemeenten over de noodzakelijke exploitatievergunningen. In elk van de exploitatievergunningen waren natuurlijke personen aangewezen die in de panden waarop de vergunningen betrekking hadden, de feitelijke leiding uitoefenden. Die natuurlijke personen waren ook verantwoordelijk voor naleving van de voorschriften verbonden aan de exploitatievergunning.
Uitbesteed
In geschil is of de aan de exploitant opgelegde aanslag omzetbelasting terecht was. Na verwijzing (Hoge Raad 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:680) oordeelt Hof Den Bosch als volgt. De Hoge Raad heeft in het eerste verwijzingsarrest (Hoge Raad 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY3891) overwogen dat bij het verlenen van een exploitatievergunning om een sexinrichting te exploiteren, die omstandigheid in feite inhoudt dat de exploitant aan de voorwaarden voldoet. Tot die voorwaarden behoort het moeten verrichten van werkzaamheden in het belang van de prostituee. Daarmee stelt de exploitant niet alleen een kamer ter beschikking aan de prostituees, maar is sprake van een btw-belaste prestatie. Dit is anders als de exploitant aannemelijk kan maken dat hij de bijkomende werkzaamheden niet zelf verricht en hij alleen de kamers ter beschikking stelt. Het hof acht de exploitant geslaagd in dat bewijs. Hij had namelijk die extra werkzaamheden volledig uitbesteed en had bovendien zelf niet de middelen om die extra werkzaamheden te verrichten. De natuurlijke personen/feitelijk leidinggevenden handelden zelfstandig en hadden de werkzaamheden zoals toezicht en servicekosten aan de prostituees in rekening gebracht en niet aan de exploitant. Het hof verleende de gevraagde teruggaaf omzetbelasting.
Wet: Art. 11 (lid 1 onderdeel b) Wet OB 1968
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018 (gepubliceerd 14 juni 2018), ECLI:NL:GHSHE:2018:1589
Geef een reactie