Wordt een ex-echtgenoot veroordeeld tot het terugbetalen van teveel ontvangen alimentatie? Dan kwalificeert de terugbetaling voor de andere ex-echtgenoot als negatieve persoonsgebonden aftrek. Vanwege die kwalificatie heeft de andere ex-echtgenoot geen recht op aftrek van kosten voor het terugontvangen van teveel betaalde alimentatie.
Een man was in 2010 gescheiden van zijn echtgenote en moest zijn ex-echtgenote alimentatie betalen. Na een paar jaar vocht de man zijn alimentatieverplichting aan bij de burgerlijke rechter en hij werd in het gelijk gesteld. De rechtbank veroordeelde de ex-echtgenote om de ontvangen alimentatie aan de man terug te betalen. Om de alimentatie van zijn ex-echtgenote terug te kunnen krijgen, had de man kosten gemaakt. Hoewel de vrouw door de rechter was veroordeeld om de alimentatie terug te betalen, kwamen de man en de vrouw uiteindelijk overeen dat de vrouw niets hoefde terug te betalen.
Veilig stellen
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of de kosten gemaakt om de alimentatie terug te krijgen aftrekbare kosten zijn voor de man. Hij is van mening dat de kosten nodig waren om zijn besteedbaar inkomen veilig te stellen en daarom zijn de kosten aftrekbaar. Dit argument gaat niet op volgens het hof, omdat het betoog van de man de hoogte van zijn bruto-inkomen niet raakt. De man boekt ook geen succes met zijn stelling dat de verplichting tot terugbetaling van de ontvangen alimentatie voor de man periodieke inkomsten vormen. Volgens het hof volgt uit het systeem van de wet IB 2001 dat de terugbetaling van alimentatie door de ex-echtgenote een negatieve persoonsgebonden aftrek is en dus geen recht op aftrek van kosten. Bovendien is er geen fiscaal relevant verschil tussen de situatie van terugbetaling van teveel ontvangen alimentatie en die waarin wordt geprocedeerd om vermindering van de te betalen alimentatie te bewerkstelligen. Uit bestaande jurisprudentie blijkt dat die kosten ook niet aftrekbaar zijn. Het hof noemt in dat kader onder meer Hoge Raad 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:317.
Wet: art. 3.101, 3.108, 3.139, 6.1, 6.3 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 oktober 2018 (gepubliceerd op 26 oktober 2018), ECLI:NL:GHARL:2018:9147
Geef een reactie