Een voorwaarde voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit bij het erven van aanmerkelijkbelangaandelen in een B.V. is dat de B.V. minstens een jaar een materiële onderneming drijft. Aan deze voorwaarde is nog steeds te voldoen als de B.V. minder dan een jaar geleden is opgericht, maar dan moet wel tijdig een intentieverklaring zijn opgesteld.
Een man bezat een stuk landbouwgrond dat hij verpachtte aan een derde. De pachtovereenkomst eindigde in 2013. In dat jaar zou een neef van de man de grond verbouwen in het kader van een nieuw landbouwbedrijf met zijn oom en zus. De man dacht in september 2012 na over nieuwe ondernemingsvormen. In december 2012 besloot hij een landbouwbedrijf via een op te richten B.V. te drijven. Op 28 december 2012 sloot hij met de B.V. in oprichting een overeenkomst voor de verhuur van de landbouwgrond in 2013. Op 31 december richtte hij de B.V. op. Zijn nicht is bestuurder van deze B.V. De man overleed op 3 november 2013. De vraag is of zijn erfgenamen op de verkregen aandelen in de B.V. van hun oom de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) mogen toepassen. Hof Den Bosch oordeelt dat niet is voldaan aan de bezitseis. De B.V. heeft minder dan een jaar een materiële onderneming gedreven. Het hof verwerpt het standpunt van de erfgenamen dat de B.V. eerder is begonnen met de onderneming. De erfgenamen kunnen geen intentieverklaring overleggen, die deze stelling ondersteunt. Het standpunt dat de oom vóór 3 november 2012 al een materiële onderneming dreef, helpt de erfgenamen evenmin. Dit zou alleen helpen als de onderneming geruisloos in de B.V. is ingebracht. Daarnaast doen de erfgenamen een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Als hun oom had gekozen voor een maatschapsvorm, was de onderneming al in september 2012 begonnen. Maar de oom heeft niet gekozen voor een maatschapsvorm, zo redeneert het hof. De erfgenamen kunnen daarom niet met succes een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Wet: art. 35d SW 1956
Regeling: art. 9, eerste lid onderdeel b Uitv.reg. Schenk- en erfbelasting 2010
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 31 augustus 2018 (gepubliceerd 6 november 2018), ECLI:NL:GHSHE:2018:3654
Geef een reactie