Is een voormalige kliniek met enkele kleine ingrepen aangepast en geschikt gemaakt voor bewoning? Dan is het bouwwerk naar zijn aard nog steeds een kliniek, zodat bij verkrijging geen sprake is van een woning voor toepassing van het verlaagde tarief overdrachtsbelasting.
Een B.V. kocht een complex. Dit complex was oorspronkelijk in gebruik als psychiatrisch ziekenhuis. Na de sluiting van het ziekenhuis had de onroerende zaak dienst gedaan als winteropvang van dak- en thuislozen en als studentenhuisvesting. De B.V. droeg aanvankelijk 6% overdrachtsbelasting op aangifte af. Vervolgens maakte zij bezwaar tegen de eigen aangifte en stelde dat 75% van het complex als woning(en) in gebruik was, waarvoor het 2%-tarief van toepassing was. Volgens Hof Amsterdam moet bij de beantwoording van de vraag of een onroerende zaak kwalificeert als woning een zo objectief mogelijke maatstaf worden toegepast en daarbij zoveel mogelijk worden aangeknoopt bij de kenmerken van het bouwwerk zelf. Men bereikt dit door aansluiting te zoeken bij het doel waarvoor het oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd. Feitelijk gebruik als woning, brengt niet mee dat het bouwwerk naar zijn aard tot bewoning is bestemd. Volgens Hof Amsterdam gaat de oorspronkelijke aard van de onroerende zaak als verzorgingsinstelling niet verloren door het aanbrengen van sloten op de verschillende deuren, het plaatsen van tussenwanden en het plaatsen van aansluitingen voor sanitair en meters met het doel de onroerende zaak geschikt te maken voor (tijdelijke) bewoning. Het 2%-tarief is niet van toepassing.
Wet: art. 14 (lid 2) WBR
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 17 april 2018 (gepubliceerd 23 mei 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:1423
Geef een reactie