Als een belanghebbende in een fiscaal geschil ruim de tijd neemt om cruciale gronden van bezwaar en bewijsmiddelen aan te leveren, heeft hij volgens Rechtbank Oost-Brabant geen recht op een dwangsom.
In de zaak voor de rechtbank had een man op 14 juli 2016 bezwaar ingediend tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Zijn gemachtigde stelde op 18 november 2017 de bezwaargronden en bewijsmiddelen ter beschikking aan de gemeente. De gemeente verklaarde het bezwaarschrift gegrond. De man wilde vervolgens dat de rechtbank de man een dwangsom toekende omdat de gemeente te lang had gedaan over de afhandeling van het bezwaarschrift. De rechtbank wijst erop dat de gemachtigde van de man pas na zestien maanden de stukken doorstuurde die de gemeente nodig had om over het bezwaarschrift te kunnen beslissen. Bovendien komt het beeld naar voren dat deze gemachtigde in andere procedures zich vooral richt op het incasseren van proceskostenvergoedingen en dwangsommen. De rechtbank heeft niet de indruk dat de man en zijn gemachtigde werkelijk het geschil zo snel mogelijk wilden oplossen. Volgens de rechter is hier sprake van misbruik van recht, zodat hij de man geen dwangsom toekent.
Wet: art. 8:55c Awb en art 3:13 BW
Meer informatie: Rechtbank Oost-Brabant 20 juli 2018 (gepubliceerd 6 augustus 2018), ECLI:NL:RBOBR:2018:3476
Geef een reactie