Staatssecretaris Snel van Financiën antwoordde de Eerste Kamer dat de anti-hybridebepaling als doel heeft belastingontwijking door middel van hybride-mismatchstructuren tegen te gaan. Dit voor zover in deelnemingsverhoudingen sprake is van aftrekbare vergoedingen of betalingen.
In het algemeen geldt voor Nederlandse B.V.’s en N.V.’s dat de dividenden die zij ontvangen vanuit het buitenland onbelast zijn in Nederland. Er geldt een wettelijke uitzondering op deze regel, namelijk in het geval de vergoedingen die de buitenlandse vennootschap aan de Nederlandse vennootschap betaalt, in het buitenland aftrekbaar zijn van de winst. Staatssecretaris Snel heeft in een paar specifieke situaties zijn visie gegeven op de toepassing van de uitzondering in de deelnemingsvrijstelling. De eerste vraag waarop hij ingaat is de vraag hoe men moet omgaan als in het buitenland een speciaal regime voor vastgoedvennootschappen van toepassing is. Hierbij geldt dat het dividend bij de buitenlandse vastgoedvennootschap in het buitenland aftrekbaar is van de winst. Op de ontvangen dividenden van zo’n vennootschap is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing en zijn de ontvangen dividenden in Nederland belast.
Winstbelasting
Voorts verduidelijkt de staatssecretaris wat in het kader van de anti-hybride-bepaling in de deelnemingsvrijstelling nu het bestaande beleid is. Volgens dit beleid geldt dat op grond van de regeling van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting, de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op vergoedingen of betalingen die bij het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden rechtens dan wel in feite direct of indirect aftrekbaar zijn voor de winstbelasting (in het buitenland).
Zijn dividenden in een bepaald land alleen bij toepassing van een speciaal regime daar aftrekbaar? Dan geldt de uitzondering op de deelnemingsvrijstelling voor alle dividenden die binnen de context van dat speciale regime door de Nederlandse vennootschap worden ontvangen. De deelnemingsvrijstelling geldt dan niet.
Tot slot antwoordt de staatssecretaris op een vraag dat het niet relevant is of een dividenduitkering onderhevig is aan inhouding van (niet-verrekenbare) dividendbelasting. De bronheffing ten laste van de ontvangende partij doet geen afbreuk aan de aftrekbaarheid voor de winstbelasting op het niveau van het buitenlandse lichaam dat de winstuitdeling doet.’
Meer informatie: Kamerbrief anti-hybridebepaling Moeder-dochterrichtlijn, 13 februari 2018
Geef een reactie