Hof Den Bosch oordeelt dat de kosten van een verklaring voor erfrecht niet behoren tot de proceskosten waarvoor de belanghebbende een kostenvergoeding kan eisen.
In de zaak voor het hof was een erfgenaam in beroep gegaan tegen twee WOZ-beschikkingen. Rechtbank Limburg had hem daarbij gevraagd om een verklaring van erfrecht om aan te tonen dat hij bevoegd was om beroep in te stellen. De erfgenaam beschikte nog niet over zo’n verklaring, maar wel over een vrijwaringsverklaring. Deze vrijwaringsverklaring betreft een eenzijdige verklaring van de erfgenaam dat hij de erfgenaam is van de erflater. Het hof kent aan zo’n verklaring maar een zeer beperkte bewijskracht toe en oordeelt dat de rechtbank terecht om een verklaring van erfrecht heeft gevraagd. De erfgenaam kan niet van de tegenpartij eisen dat deze de kosten van de verklaring van erfrecht vergoedt, aldus het hof. De reden is dat het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is voor gerechtigden tot een nalatenschap om een verklaring van erfrecht op te laten stellen. Daarom kwalificeren de kosten van het opstellen van zo’n verklaring niet als kosten voor de behandeling van een beroep bij de bestuursrechter.
Wet: 26a AWR en art. 8:75, eerste lid Awb
Besluit: art. 2, eerste lid Bpb
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 8 juni 2018 (gepubliceerd 27 november 2018), ECLI:NL:GHSHE:2018:2466
Geef een reactie