Als een vennootschap alle aandelen koopt in een B.V. die hetzelfde jaar wordt ontbonden, zal de inspecteur vaak kritisch kijken naar een opgegeven liquidatieverlies. Als dit liquidatieverlies echter niet zijn oorzaak vindt in de afwaardering van een deelneming die tot de liquidatie-uitkering behoort, is het verlies in beginsel aftrekbaar.
In een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant bezat een B.V. cumulatief preferente aandelen in een ander lichaam. Deze aandelen vertegenwoordigden 99,84% van het nominale en gestorte aandelenkapitaal in dat lichaam. Een holding hield via een door de B.V. bestuurde stichting de resterende cumprefs in het lichaam. In januari 2011 kocht de B.V. 62,5% van de aandelen in de holding voor € 500.000 van een aandeelhouder en 37,5% van de aandelen voor € 1 van een andere aandeelhouder. Eind 2011 werd de holding geliquideerd. De B.V. ontving een liquidatie-uitkering van nog geen € 28.000. Volgens de Belastingdienst moest het liquidatieverlies van ruim € 472.000 sterk worden beperkt. De rechtbank oordeelde dat deze verliesbeperking alleen was toegestaan voor zover het liquidatieverlies vloeide uit een afwaardering van een deelneming van het ontbonden lichaam. Deze deelneming moest bovendien in waarde zijn gedaald sinds de verkrijging door de belanghebbende. In dit geval constateerde de rechtbank dat het liquidatieverlies voortvloeide uit een waardedaling van het ontbonden lichaam zelf. De B.V. mocht daarom het hele liquidatieverlies aftrekken.
Wet: artikel 13d, vierde lid Wet Vpb 1969
Donderdag 7 juni 2018 verzorgt mr. drs. John Bult RB de PE-Pitstop Cumulatief preferente aandelen binnen de familie. > Meer informatie en aanmelden
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 december 2017 (gepubliceerd 24 januari 2017), ECLI:NL:RBZWB:2017:8004
Geef een reactie