Een chef-kok die in verschillende tv-programma’s optreedt zal zich daarbij aan de instructies en scripts moeten houden. Maar is daarmee sprake van een gezagsverhouding waardoor een privaatrechtelijke dienstbetrekking kan worden verondersteld? En is hij dan verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen?
Een horecaondernemer/chef-kok onderneemt via zijn persoonlijk B.V. de nodige activiteiten, variërend van het bereiden van stoofvleesrecepturen, redactionele culinaire artikelen tot optredens in tv-programma’s. De B.V. van de chef-kok behaalde in 2016 ruim een kwart van de omzet met de optredens van de chef-kok in tv-programma’s bij een van de commerciële zenders in Nederland waar hij ‘als culinair- en horecadeskundige en chef-kok’ optrad. Tot 1 mei 2016 werkte hij met een VAR-dga, met ingang van 1 januari 2017 is tussen de partijen (de B.V. en het mediabedrijf) een overeenkomst van opdracht overeengekomen met een duur van drie jaar. In de overeenkomst is onder meer vastgelegd dat geen sprake is van een gezagsverhouding. De chef-kok verricht de overeengekomen werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding van opdrachtgever. Maar de opdrachtgever kan wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de opdracht. Dit instructierecht is echter niet aanwezig ten aanzien van de wijze waarop de chef-kok zal optreden in de programma’s en diens deskundigheid, ervaring en expertise. Ook is afgesproken dat de andere ondernemingsactiviteiten van de chef-kok/B.V. geen afbreuk zullen doen aan de belangen van de opdrachtgever. Met name is afgesproken dat optredens ‘in beeld’ bij andere mediabedrijven niet zijn toegestaan zonder voorafgaande goedkeuring van de opdrachtgever.
Privaatrechtelijke dienstbetrekking
Om zekerheid te krijgen over de verzekeringsplicht is een beschikking gevraagd dat de chef-kok voor de bedoelde mediaoptredens (vanaf mei 2017) niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. De inspecteur heeft hierop een beschikking afgegeven waarin is vermeld dat de arbeidsrelatie is aan te merken als een privaatrechtelijke dienstbetrekking en dat de chef-kok verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. Tegen die beschikking gaat de opdrachtgever/mediabedrijf in bezwaar en beroep. Het bedrijf stelt dat op grond van de rangorderegeling van artikel 2.14 Wet IB 2001 moet worden beoordeeld of de inkomsten van de chef-kok voor zijn werkzaamheden als winst uit onderneming moeten worden beschouwd. Die lijn volgt de rechtbank niet. Het gaat niet om de kwalificatie van de arbeidsverhouding, maar om de vraag of op juiste gronden is geoordeeld dat er sprake is van verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. Dit betekent dat het geschil zich beperkt tot de vraag of al dan niet sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking vloeit voort uit een arbeidsovereenkomst. Dat wil zeggen dat sprake moet zijn van een gezagsverhouding, de verplichting tot persoonlijke arbeid en de betaling van loon.
Geen gezagsverhouding
Volgens de rechtbank heeft de inspecteur onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van een voor de dienstbetrekking vereiste gezagsverhouding. Op grond van hetgeen naar voren is gebracht komt de rechtbank tot de conclusie dat de chef-kok voor een belangrijk deel (mede) de inhoud van de scripts bepaalt. Ook kan hij zijn werkzaamheden – afgezien van wat organisatorische zaken zoals afspraken over tijden en locaties voor opnames van programma’s – zelfstandig en naar eigen professioneel inzicht uitoefenen. Met andere woorden, vanuit zijn deskundigheid geeft kok concrete invulling aan de scripts zonder dat hem daarbij inhoudelijke aanwijzingen worden gegeven. Hieruit kan worden opgemaakt dat sprake was van gelijkwaardigheid tussen het mediabedrijf en de chef-kok waarbij de activiteiten die worden ontplooid voortvloeien uit ieders eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid. Ook het overeengekomen concurrentiebeding acht de rechtbank bij (mogelijk) tegengestelde belangen niet ongebruikelijk. Ook de lange historie van de werkzaamheden – al sinds 2004 verrichtte de chef-kok werkzaamheden voor de omroep – maakt niet dat een dienstbetrekking bestond. Van fulltime werkzaamheden was nooit sprake en ook uit de omzetcijfers van de persoonlijke B.V. blijkt dat de omzet niet in belangrijke mate werd behaald met de televisieoptredens.
Wet: art. 3 ZW; art. 3 WW; art. 8 WIA; art. 59 Wfsv; art. 7:610 BW
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 19 juni 2018 (publ. 26 juni 2018) ECLI:NL:RBGEL:2018:2779
Geef een reactie