Staatssecretaris Snel van Financiën stuurde antwoorden op vragen over het rapport ‘Evaluatie werking werkkostenregeling’ naar de Tweede Kamer.
Er is expliciet gevraagd om te reageren op de verbeterpunten die de intermediairs en de medewerkers van de Belastingdienst genoemd hebben.
Verbeterpunten medewerkers Belastingdienst:
1. Regelen dat het aanwijzen als eindheffingsloon van vergoedingen en verstrekkingen die gericht vrijgesteld zijn, niet meer nodig is. Het kabinet wil deze suggestie overnemen.
2. Gerichte vrijstellingen inruilen tegen een hogere vrije ruimte, maar daarbij wel rekening houden met de gevolgen voor bepaalde sectoren. Het kabinet staat op zich positief tegenover deze verbetersuggestie, maar denkt tegelijkertijd dat er onvoldoende draagvlak is voor het schrappen van welke gerichte vrijstelling dan ook. Mocht in gesprekken met het bedrijfsleven naar voren komen dat bepaalde gerichte vrijstellingen beter geschrapt kunnen worden in ruil voor een hogere vrije ruimte, dan zal het kabinet dit zeker overwegen.
3. Aanwijzen van eindheffingsbestanddelen niet meer vormvrij laten. Het kabinet is er, na overleg met een expert van het Adviescollege Toetsing Regeldruk, van overtuigd dat de administratieve lasten toenemen als de aanwijzing niet meer vormvrij mag plaatsvinden. Dit weegt voor het kabinet zwaarder dan de relatief beperkte positieve gevolgen voor de controle door de Belastingdienst.
4. Gerichte vrijstelling invoeren voor zaken die volgens maatschappelijke opvatting niet als loon worden beschouwd zoals de VOG, de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, de parkeerplaats voor de deur en vergoedingen vanuit wellevendheid. Voor vergoedingen vanuit wellevendheid gelden gelijke overwegingen en overigens kan hiervoor ook de kleinegeschenkenregeling van toepassing zijn.
5. Een normrente invoeren voor personeelsleningen. Het kabinet staat positief tegenover dit voorstel en gaat hierover in gesprek met het bedrijfsleven.
Rentevoordeel
In de kabinetsreactie op de evaluatie van de WKR benoemt het kabinet de mogelijkheid tot het invoeren van een normrente voor personeelsleningen. Op de vraag of dit betekent dat er geen wijziging plaatsvindt in het feit dat het rentevoordeel tot het loon van de werknemer gerekend moet worden is het antwoord bevestigend. Het rentevoordeel wordt dan nog steeds tot het loon van de werknemer gerekend. Nu moet de werkgever van iedere afzonderlijke lening, rekeninghoudend met de ingangsdatum en voorwaarden van de lening, een zakelijke rente vaststellen. Als de werknemer een lagere rente aan de werkgever betaalt dan deze zakelijke rente, dan moet het verschil tot het loon gerekend worden. Bij een normrente wordt de daadwerkelijk betaalde rente niet getoetst aan de zakelijke rente, maar aan de normrente.
Meer informatie: Beantwoording vragen evaluatie werkkostenregeling 28 juni 2018
Geef een reactie