Hof Amsterdam heeft onlangs een beroep tegen de verhuurderheffing verworpen. Volgens het hof kan men niet zeggen dat de verhuurderheffing een verboden schending van het eigendomsrecht behelst.
Volgers de eisers in deze zaak schond de verhuurderheffing het eigendomsrecht doordat het niet voldoet aan de vereisten voor ‘lawfulness’. Daarnaast zou de verhuurderheffing geen voldoende gerechtvaardigd algemeen belang dienen en evenmin voorzien in een ‘fair balance’ tussen de eisen van het algemeen belang en de fundamentele rechten van de verhuurders. Het hof ziet dat anders. De verhuurderheffing is per wet geregeld, zodat is voldaan aan het lawfulness-vereiste. De terugwerkende kracht doet daar niets aan af, omdat de wet enige tijd nodig had om tot stand te komen en daardoor voldoende voorzienbaar was. Het hof stelt verder dat het budgettaire doel van de verhuurderheffing niet onrechtmatig is. Vervolgens ging het hof in op de fair balance op regelniveau. Met de verhuurderheffing leveren verhuurders een financiële bijdrage als zij profiteren van overheidsmaatregelen die de stabiliteit van de woningmarkt bevorderen. Dat betekende niet dat de verhuurderheffing alleen mocht gelden voor verhuurders die deze heffing konden compenseren. Ten slotte wisten de eisers niet aannemelijk te maken dat de verhuurderheffing voor hen een individuele en buitensporige last vormde.
Wet: artikelen 1.1, 1.4, 1.5 en 1.7 Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Verdrag: artikel 1 eerste Protocol EVRM
Meer informatie: Grechtshof Amsterdam 12 december 2017 (gepubliceerd 31 januari 2018), ECLI:NL:GHAMS:2017:5500
Geef een reactie