Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de renteaftrekbeperking in verband met besmette rechtshandelingen op grond van Unierecht in een bepaald geval achterwege moet blijven. Namelijk als de lening is gebruikt voor de financiering van de verwervingen van deelnemingen binnen de EU of EER die tot de fiscale eenheid hadden kunnen behoren.
In de zaak voor de rechtbank maakte een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting deel uit van een internationaal concern. Tot het concern behoorden ook een Luxemburgse financieringsmaatschappij en een Amerikaanse vennootschap (Inc.). De Inc. hield de aandelen in de topvennootschap van de fiscale eenheid. De fiscale eenheid had indirect geld geleend van deze lichamen voor het verwerven van en het doen van kapitaalstortingen in groepsmaatschappijen. Ook was een deel van de lening gebruikt voor de betaling van de opgelopen renteschuld op de leningen.
De vraag was of de rente op de leningen over de jaren 2009 en 2010 aftrekbaar was. De rechtbank oordeelde dat met de leningen besmette rechtshandelingen waren gefinancierd, zodat in beginsel de bijbehorende renteaftrekbeperking in werking trad. Maar het recht op renteaftrek bleef in stand voor zover de lening was gebruikt voor de financiering van deelnemingen die deel hadden kunnen uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid. Wel moest het gaan om deelnemingen in vennootschappen die waren gevestigd in lidstaten van de EU of EER. De rechtbank motiveerde zijn beslissing door te vermelden dat geen aftrekbeperking gold voor rentekosten die samenhingen met binnenlandse deelnemingen die wel waren op te nemen in een fiscale eenheid. Daardoor was sprake van een schending van het recht op vrije vestiging.
Wet: artikelen 10a en 15 Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 21 november 2017 (gepubliceerd 30 januari 2018), ECLI:NL:RBDHA:2017:14937
Geef een reactie