Verkrijgt een beperkte groep werknemers als beloning een in aantal en in waarde omvangrijk pakket aan aandelen in de onderneming van de werkgever? Dan is geen sprake van vergoeding van werkkosten en de werkgever kan daarvoor de eindheffing niet toepassen. Met een reactie van mr. Marcel Kawka.
Een B.V. had voor een aangewezen groep werknemers een aandelenplan. Die werknemers hadden recht op toekenning van aandelen om niet. In de jaren vóór 2012 bruteerde de B.V. de nettowaarde van die aandelen tegen 108,3%. Vanaf 2012 paste de B.V. de eindheffingsregeling toe voor de toegekende aandelen in het kader van de werkkostenregeling.
De vrije ruimte was al volledig benut. Daarom werd het tarief van 80% toegepast voor de waarde van de aandelen. In geschil bij Hof Amsterdam is of de B.V. terecht een eindheffing van 80% had toegepast. De inspecteur was van mening dat aanwijzing van bonusaandelen als eindheffing niet mogelijk was. Hij motiveerde dat aan de hand van de volgende factoren: het soort loon (bonusaandelen), de omvang van het loon (het ging om een bedrag van circa vijf ton) en de toekenning aan een selecte groep van werknemers. Al die factoren maakte dat sprake was van een ongebruikelijke situatie.
Het hof komt tot het oordeel dat de werkkostenregeling niet is bedoeld om een verruiming binnen het spectrum van de voor 2011 reeds vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen te creëren, maar om de administratieve lasten van de werkgever te verminderen. De werkkostenregeling is volgens het hof van oudsher vormgegeven als een tegemoetkoming voor kosten door de werkgever gemaakt voor zijn werknemer in het kader van het dienstverband. Daarom ook de term ‘werkkostenregeling’. Volgens het hof is toekenning van bonusaandelen aan een beperkte groep werknemers ongebruikelijk in de zin van de werkkostenregeling, zodat het niet als eindheffingsbestanddeel kan kwalificeren. Verder gaat het om toekenning om niet van een in aantal en in waarde omvangrijk pakket aandelen. Ook dient de toekenning van aandelen niet als vergoeding van kosten die werknemers hebben gemaakt. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en bevestigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur.
Reactie mr. Marcel Kawka
Taxence vroeg mr. Marcel Kawka, werkzaam als partner van de Adviesgroep Loon- & Premieheffing van BDO Belastingadviseurs en expert op het gebied van de werkkostenregeling, om een reactie.
'Verbijstering, verbazing en ongeloof strijden om voorrang. Het is niet alleen de uitkomst van de procedure, maar ook de motivering van het oordeel van het hof die deze gevoelens bij mij teweegbrengt. Vanaf 2011 konden werkgevers de werkkostenregeling vrijwillig toepassen. Het aantal overstappers was zeer beperkt. Alleen werkgevers die de voordelen van de werkkostenregeling zagen (in hun situatie) stapten over. Een belangrijk voordeel was bijvoorbeeld dat bonussen, een dertiende maand etc. voordeliger, of zoals u wilt, minder nadelig werden belast. Verzoeken aan de Belastingdienst om dergelijk 'sterk loon' te mogen aanwijzen als eindheffingsbestanddeel kwamen per kerende post getekend en wel terug. In de loop van 2014 sijpelde de door de Belastingdienst uit de hoge hoed gegrepen € 2.400-grens langzaam door. Tot dan toe was het geen issue.
De Belastingdienst wist zich ook geen raad met de werkkostenregeling. Een zwemband die al zo vaak geplakt, gerepareerd en weer geplakt is, dat je wel een vreselijke hekel aan je kind moet hebben om hem daarmee het zwembad in te sturen. De kennisgroep van de Belastingdienst heeft geprobeerd de werkkostenregeling naar haar hand te zetten. Onderdeel daarvan is dus het (anti)misbruik-beleid.
Het hof loopt als een kind achter de Belastingdienst aan, ware het de rattenvanger van Hamelen.
Kansen te over in cassatie
Waar zou ik in cassatie mijn pijlen op richten? Tegen de misvatting dat het bij het toekennen van aandelen aan alleen een selecte groep personeel mogelijk sprake is van onwenselijk gedrag, maar zeer zeker geen ongebruikelijk gedrag. Dat het hof zich gesteund voelt in parlementaire stukken uit 2015 terwijl het gaat om een wet die in 2011 is ingevoerd? Dat genoeg passages in de oorspronkelijke wetgeving en toelichting zijn te vinden die tot een juist oordeel hadden kunnen leiden? Dat er door de wetgever willens en wetens is gekozen voor een tarief van 80% en dat er evenzeer sprake is van tariefarbitrage bij bijvoorbeeld de keuze tussen box 1, 2 of 3? Dat de term ' 'werkkostenregeling' verzonnen is door een (mij bekende ambtenaar) gewoon omdat hij het een leuk en eigenlijk ook wel lelijk woord vond? Dat dit eigenlijk geen enkel serieus verband heeft met het wijzigen van het vergoedingen- en verstrekkingenregime? Kansen te over in cassatie om de Hoge Raad in de gelegenheid te stellen de maker van het gammele autootje tot de orde te roepen en niet de bestuurder.'
Wet: Art. 31 Wet LB 1964
Meer informatie: Grechtshof Amsterdam 25 januari 2018 (gepubliceerd op 26 januari 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:169
Geef een reactie