Het verrichten van een prestatie onder bezwarende titel is onvoldoende om vast te stellen dat die prestatie deel uitmaakt van een economische activiteit voor de btw. Vereist is ook dat de werkzaamheden duurzaam zijn, vergoedingen worden betaald aan de persoon die deze werkzaamheden verricht en dat de werkzaamheden door marktdeelnemers kunnen worden verricht. Met een reactie van Toon Vroon, Landelijk Vaktechnisch Coördinator Omzetbelasting bij de Belastingdienst.
Een gemeente liet op haar grondgebied een schoolgebouw bouwen voor de huisvesting van twee instellingen voor voortgezet onderwijs en van een regionaal opleidingscentrum voor middelbaar onderwijs. Het schoolgebouw bestond uit verschillende bouwdelen. Een van de bouwdelen was gesplitst in appartementsrechten, waaronder een appartementsrecht dat een sporthal tot voorwerp had. De twee van de drie bouwdelen leverde de gemeente aan een stichting voor een vergoeding die behoorlijk verlag onder de stichtingskosten. Ruim een half jaar later leverde de gemeente het appartementsrecht van de sporthal. Voor de overdracht van het appartementsrecht van de sporthal heeft de gemeente een reële vergoeding bedongen. Voor de andere bouwdelen en appartementsrechten heeft de gemeente ook een tegenprestatie van de stichting bedongen.
Meerdere leveringen
In geschil bij de Hoge Raad is de aftrek van de voorbelasting die de gemeente betaalde voor de bouw van het schoolgebouw. De Hoge Raad oordeelt, in tegenstelling tot het hof, dat de overdracht van het schoolgebouw aan de stichting, meerdere leveringen vormt. Ook heeft de levering van de sporthal plaatsgevonden tegen een reële vergoeding en vormt deze vergoeding de werkelijke tegenwaarde voor de geleverde sporthal. De Hoge Raad oordeelt dat de levering van de sporthal onder bezwarende titel deel uitmaakt van een economische activiteit van de gemeente. Het is immers van algemene bekendheid dat gemeenten met betrekking tot onroerende zaken werkzaamheden als ondernemer verrichten. De gemeente heeft recht op teruggave van de omzetbelasting die samenhangt met de bouw van de sporthal. Voor de overige bouwdelen en appartementsrechten verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof Amsterdam om aan de hand van het arrest van 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1836.
te beslissen.
Commentaar Toon Vroon
'In vier uitspraken maakt de Hoge Raad een definitief einde aan de zogenoemde scholenconstructies waarmee gemeenten een btw-voordeel wilden halen. Hoewel één zaak nog verwezen wordt, verwacht ik dat de uitkomst daarvan uiteindelijk in lijn zal liggen met de andere uitspraken die de Hoge Raad in de verwijzingszaak als leidraad meegeeft. Bijzonder in deze uitspraken is dat de Hoge Raad een kort college geeft op basis van de jurisprudentie van het Hof van Justitie over het toetsingskader voor een onderdeel van de economische activiteit, namelijk de bezwarende titel die nodig is voor een belastbare prestatie. Kort gezegd komt het er op neer dat de bezwarende titel wegvalt als er geen rechtstreeks verband is tussen de vergoeding en de levering of dienst. Daarbij gaat het er niet om dat de hoogte van die vergoeding wordt getoetst, maar het realiteitsgehalte daarvan. De Hoge Raad spreekt in het persbericht bij deze uitspraken over een ‘reële vergoeding’. Als er andere factoren zijn die de vergoeding beïnvloeden -we komen dan meestal buiten de normale marktomstandigheden terecht- kunnen die afdoen aan het rechtstreeks verband. Daarvan was bij de scholenconstructies steeds sprake via de zogenoemde bekostigingsregeling.
Na de uitspraak over de gemeente Woerden was het onzeker of de Hoge Raad in deze zaken het arrest Borsele zou toepassen. De Hoge Raad kiest nu echter nadrukkelijk voor de weg langs Borsele waar het aftrekrecht voor de gemeenten doodloopt.'
Binnenkort is het uitgebreide commentaar van Toon Vroon te lezen in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Wet: art. 1, 7 en 15 Wet OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1966
Geef een reactie