Als gelieerde partijen een achtergestelde lening overeenkomen waarop een hoge maar winstonafhankelijke rente wordt bedongen, lijkt dit te wijzen op een zakelijke lening. Als de schuldenaar echter de rente niet betaalt maar op de schuld bijschrijft, verslechtert zijn vermogenspositie en kan dat wijzen op onzakelijkheid.
Een B.V. had in het kader van een bedrijfsovername een kapitaalstorting ontvangen van haar moedervennootschap. Daarnaast had de moedervennootschap een aandeelhouderslening verstrekt van meer dan € 600 miljoen. Deze lening had een looptijd van maximaal tien jaar. Daarnaast was de lening achtergesteld ten aanzien van de overige crediteuren en de B.V. had geen zekerheid gesteld. De overeengekomen rentevergoeding bedroeg 15,216% per jaar. De B.V. betaalt de rente echter niet uit, maar schrijft deze bij op haar schuld. De inspecteur weigert de renteaftrek omdat sprake zou zijn van een schijnlening.
Risico
Rechtbank Noord-Holland is het daar niet mee eens. Dat de lening is aangegaan in het kader van een bedrijfsovername, waarbij het overgenomen bedrijf binnen vijf jaar zal worden doorverkocht, maakt niet dat zij een schijnlening is. De civielrechtelijke voorwaarden voor de aanwezigheid van een lening zijn vervuld. Maar de rechtbank oordeelt dat wel sprake is van een deelnemerschapslening. De moedervennootschap loopt door de achterstelling en het gebrek aan geboden zekerheden meer risico dan een derde zou accepteren. De hoge rente vormt onvoldoende compensatie voor dit risico. Daarbij speelt een rol dat de B.V. de rente niet betaalt maar bijschrijft. Door deze bijschrijving nemen de rentelasten toe en verslechtert de financiële positie van de B.V. En daardoor loopt de moedervennootschap weer meer risico.
Wet: art. 8b en 10a Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 16 november 2018 (gepubliceerd 20 november 2018), ECLI:NL:RBNHO:2018:9865
Geef een reactie