Als een aanmerkelijkbelanghouder borg staat voor schulden van zijn B.V. zal de fiscus een eventueel later geleden borgstellingsverlies alleen accepteren als de grootaandeelhouder zakelijk heeft gehandeld. Het eisen van een vergoeding voor het borg staan is een goed begin.
In een zaak voor Rechtbank Noord-Holland hield een man een aanmerkelijk belang (ab) in twee B.V.’s. Deze B.V.’s hielden weer (in)direct belangen van meer dan 5% tot 100% in andere B.V.’s. Een van de houdstervennootschappen had een kredietfaciliteit bij de bank. De holding had zekerheid gesteld door pandrechten te vestigen op diverse activa. Daarnaast had de man zich borg gesteld. Toen de bank hem naderhand als borg aansprak, wilde de man dit verlies aftrekken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Maar de Belastingdienst weigert de aftrek omdat de borgstelling onzakelijk zou zijn.
Bewijslast
De rechtbank buigt zich over deze zaak en haalt uit vaste rechtspraak dat een ab-houder geen verlies uit borgstelling kan aftrekken als deze borgstelling alleen is aan te merken als een aandeelhoudershandeling. De bewijslast ligt daarbij bij de fiscus. De inspecteur weet inderdaad aannemelijk te maken dat een onafhankelijke derde niet onder dezelfde voorwaarden tegen een winstonafhankelijke vergoeding borg zou staan. Zo had de ab-houder geen vergoeding voor het borg staan gevraagd. Daarnaast waren de eigen vermogens en de resultaten van de holding en haar dochtervennootschappen negatief. De bank was alleen bereid onder vergaande voorwaarden verder te financieren. De ab-houder had met zijn handelen aanvaard dat hij voor een nog groter deel van zijn vermogen gratis zekerheid bood. Zo handelen is onzakelijk, zodat het borgstellingsverlies niet aftrekbaar is van het resultaat uit overige werkzaamheden.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 16 november 2018 (gepubliceerd 20 november 2018), ECLI:NL:RBNHO:2018:10037
Geef een reactie