Niet iedereen is even gelukkig met de Wet uniformering loonbegrip (WUL), maar dat betekent niet dat men deze wet zomaar opzij kan schuiven.
Een beroepsmilitair ging in bezwaar tegen de hem toegezonden salarisstrook over de maand januari 2013. Hij wilde dat zijn salaris met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013 opnieuw zou worden vastgesteld waarbij de WUL buiten beschouwing werd gelaten. Dit zou alleen gevolgen hebben voor de inhouding van de loonheffing. Volgens de militair waren de wijzigingen als gevolg van de invoering van de WUL in strijd met bindende verdragsbepalingen. Bovendien zou de WUL militairen meer benadelen dan anderen. De man stelde dat het hier ging om een standaardinkomensverlies van 1,5%. De belastingrechter vond dit verlies niet onevenredig in verhouding met het nagestreefde doel van de WUL: de vereenvoudiging van het stelsel van premie- en belastingheffing. Bovendien bleken er andere werknemers te zijn die minstens evenveel in koopkracht waren achteruitgegaan als militairen. Het hof oordeelde verder dat de aantasting van het eigendomsrecht als gevolg van de invoering van de WUL berustte op een wettelijke basis. Evenmin was de man getroffen door een individuele en buitensporige last. De WUL schond geen bindende verdragsbepalingen. Het hof verklaarde daarom het beroepschrift van de militair ongegrond.
Wet: artikel 58, tweede lid Wet fin. soc. verz. en artikel 94 Grondwet
Verdrag: artikel 8, eerste lid VBL 1949
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2017 (gepubliceerd 2 januari 2018), ECLI:NL:GHARL:2017:11195
Geef een reactie