Bij het vaststellen van de WOZ-waarde van een niet-woning hoeft een gemeente van Hof Amsterdam niet altijd dezelfde waarderingsmethode toe te passen.
In de zaak voor het hof beklaagde de eigenaresse van een winkelruimte met een opslag zich over het feit dat de gemeente bij het vaststellen van de WOZ-waarde voor het jaar 2015 de huurwaarde-kapitalisatiemethode had gehanteerd. Volgens de vrouw had de gemeente net zoals in voorgaande jaren de vergelijkingsmethode moeten toepassen. Het hof verwierp dit standpunt. Niet de gebruikte methode, maar de uitkomst daarvan stond ter discussie. Bovendien brengen doel en de strekking van de Wet WOZ mee dat de gemeente voor elk tijdvak de WOZ-waarde van vastgoed opnieuw moet vaststellen. Dat de gemeente in voorgaande jaren een andere waarderingsmethode had toegepast, was niet van belang. Het hof keurde goed dat de gemeente de huurwaarde-kapitalisatiemethode had toegepast. Daarnaast had de gemeente aannemelijk gemaakt dat zij voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de winkelruimte van de vrouw. Het hof oordeelde dat de gemeente de WOZ-waarde niet te hoog had vastgesteld.
Wet: artikel 17, tweede lid Wet WOZ
Meer informatie: Grechtshof Amsterdam 21 december 2017 (gepubliceerd 3 januari 2018), ECLI:NL:GHAMS:2017:5395
Geef een reactie