Advocaat-generaal (A-G) Niessen concludeert dat de vermogensrendementsheffing onredelijk kan uitpakken als de belanghebbende een groot verlies heeft geleden dat hij niet binnen enkele jaren kan goedmaken. Volgens de A-G moet in zo’n geval rechtsherstel plaatsvinden door de vermogensrendementsheffing achterwege te laten.
De A-G kwam tot zijn conclusie naar aanleiding van een zaak waarin een man zijn effectenportefeuille eind januari 2013 had omgezet in een aandelenbelang in SNS Reaal N.V. Ongeveer een maand later onteigende de staatssecretaris van Financiën deze aandelen tegen een schadeloosstelling van € 0. Tegen dit aanbod loopt trouwens nog een civiele procedure. De man vond dat de box 3-heffing voor hem een individuele en buitensporige last vormde. Hof Arnhem-Leeuwarden was het met de man eens. Het hof paste een tijdsevenredige vermindering toe op de vermogensrendementsheffing. Zie ook: ‘Box 3-heffing over onteigende aandelen is buitensporige last’. De staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze hofuitspraak.
Onredelijke box 3-heffing
Als de belastingplichtige een (zwaar) verlies lijdt dat hij niet binnen een beperkt aantal jaren kan goedmaken, is een forfaitair rendement van 4% niet redelijk, aldus de A-G. De wet geeft in bepaalde gevallen te weinig gewicht aan het individuele belang tegenover het algemene belang. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak te verwijzen naar een ander hof. Dit hof zal moeten onderzoeken of een derde bereid zou zijn een som te betalen om het risico van een hogere/lagere schadeloosstelling over te nemen, waardoor de man een vordering in box 3 zou hebben. Daarna moet het verwijzingshof beslissen of sprake is van individuele en buitensporige last. Is dit het geval, dan dient volgens de A-G de vermogensrendementsheffing in dat jaar niet te worden geheven.
Meer informatie: Parket van de Hoge Raad 15 december 2017 (gepubliceerd 5 januari 2018), ECLI:NL:PHR:2017:1397
Geef een reactie