Vorderingen die zijn ontstaan op grond van een testament, waarbij ongehuwde samenwoners elkaar tot enig erfgenaam benoemen en aan hun kinderen een niet-opeisbaar legaat van een geldsom toekennen, vallen vanaf volgend jaar niet in box 3 van de inkomstenbelasting. Dit is het gevolg van een nota van wijziging bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2012.
In het wetsvoorstel was al voorzien in een uitbreiding van de bestaande vrijstelling voor vorderingen en schulden die voortvloeien uit het wettelijk erfrecht. Als niet het wettelijk erfrecht is gevolgd, kunnen vorderingen en schulden vanaf 2012 evenmin tot box 3 behoren. Dit is het geval als op grond van een testament of een verdeling van de nalatenschap een situatie ontstaat die voldoende vergelijkbaar is met het wettelijk erfrecht. Voorbeelden zijn gedeeltelijke verdelingen van een nalatenschap, (keuze)legaten tegen inbreng van de waarde waarbij de inbreng wordt schuldig gebleven, vruchtgebruiktestamenten en legitieme vorderingen van een onterfd kind. De tekst van de wetswijziging suggereerde dat de uitbreiding alleen van toepassing zou zijn bij vorderingen die ontstaan bij een verdeling van de nalatenschap. Naar aanleiding van vragen van Kamerleden heeft de staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel daarom aangepast. Ook is nu expliciet aangegeven dat het moet gaan om niet-opeisbare geldvorderingen.
Wet: artikel 5.4 Wet IB 2001
Meer informatie: ministerie van Financiën, nota van wijziging 24 oktober 2011, 33004 (OFM 2012)
Geef een reactie